Het hete weer was voorbij. Ome Arie had weer zijn lange broek aan. Ik groette hem en ging zitten. Hij zat zijn pijp nog te stoppen dus hij was ook net op ons bankje aan de haven neergestreken. Ik pakte mijn rookgerei en stopte zwijgend mijn heerlijke tabak in de ruime kop van mijn pijp. Zo zaten we samen enige tijd te roken. Allebei met onze gedachten. Na een kwartiertje keek ome Arie opzij: “Is er iets, meneer Ype?”. ik zuchtte: “Ik ben gisteren bij de huisarts geweest.” Ome Arie knikte begrijpend, terwijl hij er geen moer van begreep. “Net als jij moest ik voor controle van mijn bloeddruk.” Ome Arie knikte weer: “Bij de alpenzusjes?” vroeg hij. (zie swartboek.nl verhaal ‘bloeddruk’) “Nee, die waren met vakantie. Het was een waarnemende brilslang.” Ome Arie trok aan zijn pijp. “En mijn bloeddruk was veel te hoog, terwijl zij geen laag uitgesneden blouse aanhad.” Er voer een zeilboot de haven in en meerde af met veel gedoe. We konden er, ondanks mijn wat bedrukte stemming, toch wel om lachen. Ik vervolgde: “En toen begon ze over mijn overgewicht.” Ik deed het wicht wat overdreven na: “U bent natuurlijk veel te zwaar!” Ome Arie kon er wel om lachen en zeker om mijn gegeven antwoord: “Dat is in onze familie heel natuurlijk! Mijn vader was dik en mijn moeder was ook dik. Het zit gewoon in onze genen!” Ik kon er nu ook wel beetje om lachen. “1-0 voor de bolle”, zei ome Arie met een knipoog. “Maar ze was niet echt onder de indruk. Ze ging gewoon verder: ‘Maar het is erg ongezond.” En daarna ging ze op de psychologische toer: ‘wat denkt u er zelf aan te gaan doen?’” “hm,” zei ome Arie, “1-1” Ik zuchtte. Even rookten we onze pijp. “Ze begon me te bewerken met een truc, die ik ooit ook geleerd heb. En dat zei ik ook. Letterlijk: ‘Ik vond het wel een leuke cursus die Motiverende gespreksvoering, u ook?! ” Ome Arie keek opzij: “2-1 voor de bolle?” Ik lachte, maar niet echt van harte: “Ze was niet blij. Ze vond me ‘onverschillig’. En begon allerlei verschrikkelijke ziektes te verzinnen, die ik zou kunnen krijgen.” Ome Arie lachte: “2-2!” Ik lachte nu niet: “Ze keek op haar beeldscherm, en zei een tikkie teleurgesteld, dat mijn cholesterol eigenlijk best meeviel en alle andere waarden ook!” “3-2 voor de bolle!” constateerde de andere zijde van de bank, gniffelend. “Alsof ze dat niet geloofde”, ging ik verder, “prikte ze in mijn vinger voor mijn bloedsuikerspiegel. En daar kwam ook niets verschrikkelijks uit.” “4-2!” jubelde ome Arie. “Maar toen haalde ze de weegschaal te voorschijn. Om me te vernederen, want wat was anders het doel? Wat was de conclusie? Dat ik te dik was?” Ome Arie zei niks. Ik zei ook niks meer en we paften onze pijp.
Ome Arie’s Verjaardag
Toen ik die morgen goedgemutst het prachtige haventje van ons dorp naderde zag ik enig tumult bij ons bankje. Er werd luidkeels gezongen, iets wat vanwege de Corona-crisis eigenlijk werd afgeraden. Het ‘lang zal hij leven’ klonk uit vele kelen rond de versierde bank, waarop ome Arie zat te glunderen. Ik wilde de privé-festiviteiten niet verstoren, dus wilde al doorrijden, maar ome Arie riep: “Ha, meneer Ype, kom erbij, ik was al bang, dat u vandaag niet zou komen opdagen!” Hij gebaarde uitnodigend naar mijn vaste plek naast hem, dus ik parkeerde mijn scooter en pakte mijn pijp. “Wacht even met die pijp, meneer Ype, eerst koffie met gebak!” “Komt eraan, ome Arie!” riep nicht Arie vanaf zijn zalmschouw (of zalmdrijver), die vlakbij afgemeerd lag en als buffetboot dienst deed. Verbluft nam ik de koffie en het gebak aan. “Eigenlijk ben ik eerder deze week op dieet gezet door de waarnemend brilslang…” wierp ik nog tegen, maar ome Arie luisterde niet. Hij straalde en wees om zich heen: “Vanwege de griepcrisis mogen er maar zes mensen thuis op bezoek komen voor een verjaardag, dus daarom vieren we het maar hier!” De verjaardag-omstanders juichten. Nicht Arie overhandigde me een beste bak koffie en een prima stuk taart: “toen ome Arie vroeg, of we wilden helpen zijn verjaardag in de haven te vieren is Herman gelijk appeltaart gaan bakken!” Zijn man stond op de achtergrond trots te wezen. Sommige gasten droegen mondkapjes met als tekst: ‘Ome Arie 75’ Ik nam een hap overheerlijke appeltaart en keek opzij: “Al 75, ome Arie? Dat had ik je niet gegeven!” De aangesprokene zat te glimmen. Hij zette zijn gebaksschoteltje neer, nam een slok koffie en pakte een dikke sigaar uit een mooi kistje. “Eet gauw je taart op, meneer Ype, en geniet ook van een heerlijke sigaar…” en legde er vast één naast me op onze bank. Het vooruitzicht was zeer aantrekkelijk en ik glom even met mijn bankgenoot mee. Ondertussen liepen de gasten af en aan, het leek wel, of ome Arie het hele dorp kende of tot zijn familie mocht rekenen. Ik bekeek dit alles, kleine trekjes van de zeer fijn ruikende sigaar nemend teneinde zo lang mogelijk van dit feestje te genieten. Meegenieten van feestjes van anderen is duizendmaal fijner dan genieten van een feestje, waarbij je zelf in het middelpunt staat. Ik weet niet of dat ook voor ome Arie gold; hij glunderde van top tot teen en had zelfs zijn zondagse klompen aan. “Weet je wat zo fijn aan deze verjaardag is, meneer Ype?’, zei hij tussen twee gasten in,”Nu zie ik de mensen, die ik ècht wil zien en niet die gasten, welke je altijd verplicht moet uitnodigen, omdat ze, wanneer je dat niet doet, zwaar beledigd zijn!” Ik nam een heerlijk trekje aan mijn sigaar en vroeg fijntjes: “Zoals je schoonzus Agaath, bedoel je zeker?” Hij lachte, “Zoals schoonzus Agaath, inderdaad, meneer Ype!” Ik lachte ook, maar vroeg me toch een beetje verbaasd af, waarom Riek er dan niet was. Ik durfde het niet te vragen, maar gelukkig kwam het antwoord: “Agaath zit nu met vijf andere vervelende verjaardagsgasten bij Riek, thuis!” Ik keek nu erg verbaasd. “Ik zei tegen dat saaie stelletje, dat ik Corona-gezien eigenlijk één te veel was en ben opgestapt. Riek wist van ons (hij gebaarde om zich heen) plan, liet me met een kus gaan en schenkt thuis nu koffie met saaie cake, terwijl hier het echte feest is!” Hij blies glunderend een wolk sigarenrook de lucht in en riep naar de ‘cateringboot’ : “Arie, je hebt toch zeker ook nog wel iets onder de kurk, hoop ik?” Nicht Arie hield onder gejuich van het gezelschap een fles omhoog.
Tekst
Het was bewolkt en er hing een regen-dreiging. Ik had mijn buienradar geraadpleegd en naar aanleiding daarvan toch besloten richting haven te scooteren. Ome Arie had wellicht geen elektronische hulpmiddelen nodig met zijn jarenlange ervaring in het boerenbedrijf. Hij zat net zijn nieuwe pijp te stoppen en onderwijl in zichzelf te mompelen. “Goeiemorgen!”, zei ik door zijn gemompel heen. Ietwat verstoord keek hij op: “O, meneer Ype! U ook een goedemorgen!” en stopte met in zichzelf te praten. Ik stopte mijn oude pijp en stak hem op. De eerste trekjes zijn het lekkerst en ik kon niet nalaten glimlachend een wolkje uit te blazen in de vorm van een o-tje. Het lukte redelijk, want het was juist even windstil. Ome Arie keek wat zorgelijk. “U bent toch goed met taaldingen, meneer Ype?” Weinig bescheiden knikte ik. “Ik moet een tegelwijsheid bedenken!” Ik keek verbaasd opzij: “Een tegelwijsheid?” Hij knikte nu op zijn beurt: “Riek gaat morgen naar een pottenbakkerscursus en ze moet dan een tekst hebben voor op zo’n tegeltje. Om aan de muur te hangen…” Hij zat er duidelijk mee in zijn maag, “En ze wil niet zo’n afgezaagd ding als Oost, west, thuis best!” Ik kon er wel om lachen, maar hield me in, omdat ome Arie er echt mee zat. “Maar een tegeltje is toch geen pot, ome Arie?” Hij zuchtte: “Het is de eerste les van de beginnerscursus. En ze wil graag een goede indruk maken!” Ik genoot van de heerlijke geur van mijn tabak en dacht diep met hem mee. “En het mag natuurlijk ook niet te lang zijn?” vroeg ik, eigenlijk overbodig. Ome Arie knikte weer en deed een poging: “Een waarheid als een koe doet er altijd toe…” en schudde zijn grijze kop, “Nee, dat is ook niks.” Hij zuchtte. Op dat moment kwam er een juffrouw met een klein wit hondje in een mandje voor op haar fiets onze kant op. “Daar zul je Bianca hebben”, zei ome Arie, duidelijk vrolijker, “Mijn nichtje, leuk kind!” Het ‘kind’ leek mij al behoorlijk volwassen, maar ik besloot het maar zo te laten. “Hallo, ome Arie!” begroette ze, terwijl ze het hondje uit het mandje haalde en op de grond naast ons bankje zette. “Kunt u op Pete letten? Ik moet even langs de huisarts!” Ome Arie haalde het mormel aan: “Natuurlijk, Bianca, laat hem maar even hier hoor!” Het nichtje fietste opgelucht richting dokter. “Zijn volledige naam is Pete Negro!” wist ome Arie te vertellen, “Het is zo’n spaanse zwerfhond, die iedereen tegenwoordig schijnt te moeten hebben.” Hij aaide het beestje, dat zich de aandacht graag liet welgevallen. Ik liet de naam even bezinken en vroeg verbaasd: “Maar dat betekent toch ‘Zwarte Piet’ in het spaans?” Ome Arie lachte: “Dat klopt. Heel passend omdat hij uit Spanje komt!” Ik nam een diepe trek van mijn pijp, “Maar dat beest is hartstikke wit?!” Ome Arie bleef lachen: “Dat klopt”. Ik keek hem stomverbaasd aan. “Meneer ype, het is augustus: hij is nu natuurlijk nog niet geschminkt!” en gierde het uit. Ik kon er ook wel om lachen en schonk koffie uit mijn thermosfles. Het zonnetje kwam aarzelend achter een wolk vandaan en we genoten alledrie. Pete Negro vrat ome Arie’s koekjes op en liet zich door voorbijgangers aaien. “Laat je aaien, dan valt er steeds iets te snaaien”, probeerde ik weer een tegeltjeswijsheid, maar ome Arie vond het niks en dacht diep na. “Ik heb iets!” klonk het opeens triomfantelijk: “Tekst volgt pas als ik wijsheid heb gevonden…” Eigenlijk vond ik dat inderdaad een aardige spreuk…
Het gemak
De hittegolf had lang genoeg geduurd. Eindelijk was het iets koeler. Ome Arie zat weer op zijn vertrouwde plek op het ‘leugenbankje’ bij de haven. Toch leek er iets aan hem veranderd, maar ik kon maar niet bedenken wat. Door het mooie weer en het Corona-gedoe was het haventje ‘s avonds vol en ‘s ochtends leeg. Bootjes, die anders nooit van hun ligplaats kwamen werden opgepoetst en weer gebruikt waar ze voor bedoeld waren: om mee te varen. Soms ging dat met enige horten en stoten, want achterstallig onderhoud blijft niet ongestraft. Motoren starten niet, het jarenlange slechte weer zit in de zeilen, de schippers schipperen ook als beginners. Ik stopte mijn pijp, schonk koffie uit de inmiddels gebruikelijke thermosfles en samen genoten we van het moment. En toch zag ik iets aan hem…
Aan de overkant van ons was een onfortuinlijke watersporter de tol van jarenlange verwaarlozing van zijn roestige vlet aan het betalen: de motor vertikte het. De verwijtende blik van zijn vriendinnetje sprak boekdelen. Hij mompelde net hard genoeg voor ons: “nou is het een keer mooi weer om eens met die rotboot te gaan varen, doet dat kreng het niet!”. De sfeer was heel ver beneden N.A.P. Het wicht was al met een blik van afgrijzen aan boord gestapt in een zomerse outfit, welke niet echt paste bij het nog net drijvende bonk roest. Ome Arie bekeek uiterst geamuseerd het romantische tafereel: “Denkt u, meneer Ype, dat onze ‘grote roerganger’ die koffiemolen nog aan de praat gaat krijgen?” Ik lachte: “Het ziet er niet best voor hem uit, ome Arie! Weer een relatie met opstartproblemen!” Glimlachend trokken we simultaan aan onze pijpen. “Ach, er is overal wel eens wat!”, zuchtte ome Arie, maar wel met een glimlach. Ik keek opzij. “discussie met Riek verloren?”, vroeg ik, wetend, dat echtelijke debatten nooit mannelijke overwinnaars kennen. Hij knikte en ik wachtte af. “Volgens Riek stonk het in ons toilet. Ik wist wel hoe dat kwam; mijn darmen reageren niet echt welriekend op broodjes frikandel. Maar daar dit een illegaal gekochte snack betrof hield ik mijn mond.” “Illegaal?” was mijn verbaasde reactie. Ome Arie knikte: “Wanneer ik zoiets eet, krijg ik steevast commentaar!” Hij grijnsde: “en zeker wanneer ik het milieu verziek met de gevolgen ervan!” Hij nam een trekje en blies met zichtbaar genot een geurig wolkje uit. “Dus ik ga zeer belangstellend ons toilet besnuffelen en zeg tegen mijn lieve echtgenote: “ik vrees, dat dit alleen met een geheel nieuwe pijp opgelost kan worden”. Nou, meneer Ype, u begrijpt, dat deze constatering keihard aankwam!” Hij lachte: “”Je hoeft toch zeker niet alles open te breken, hoop ik?”, piepte ze. Ik keek heel bedenkelijk, trok mijn jas aan en zei: “eerst maar eens op pad voor die nieuwe pijp!” En vertrok. Je had dat gezicht moeten zien!” Hij zette zijn pet op standje ‘ondeugend’ en vervolgde: “Dus ik ga naar de sigarenboer en koop deze nieuwe pijp!” Trots hield hij het rookgerei omhoog. Nu zag ik, wat er anders aan hem was! Zijn pijp! “Maar Riek verwachtte een afvoerpijp..” bracht ik zijn verhaal weer op gang. Ome Arie begreep de hint: “Toen ik thuiskwam stak ik hem op, liep naar het toilet en blies er een wolk naar binnen. ‘Nu is die lucht zeker wel weg?’, vroeg ik. Ze was laaiend, want ze vond een nieuwe pijp steeds te duur en voelde zich vreselijk beetgenomen!” Ome Arie bekeek het verworvene en gaf toe: “hij was inderdaad best prijzig.” Uiterst tevreden nam hij het pronkstuk weer in zijn mond en genoot van zijn volgende trek. “Razend trok ze haar jas aan en sloeg de buitendeur met een klap achter zich dicht.” Ik fronste en vroeg: “Oei, dat klinkt ernstig. Bleef ze lang weg?” Ome Arie knikte: “Toch zeker een uur.” Hij nam een trekje. “Daarna kwam ze binnen met een onheilspellend triomfantelijke kop. Ik ging me zorgen maken. Na een trage kop thee pakte ze een flesje uit haar tas en zei: “Dit is speciaal spul voor stankproblemen in de wc. Het is een vloeistof en het is Frans!” Ze hield het voor mijn neus: ‘Eau de toilette’ stond er op het flesje. En het aankoopbedrag op het bewust achtergelaten prijskaartje overtrof dat van mijn pijp ruimschoots!” Hij kon er nu wel om lachen. Aan de overkant startte de koffiemolen tegen alle verwachtingen in tóch. De roestbak voer langzaam de haven uit.
Spiegelen
Ome Arie was met die hete dagen steeds aan het Spui te vinden. Onder zijn parasol zat hij tevreden zijn pijp te roken en te genieten van het gedoe op het water. Ik trof hem die dag rond koffietijd. Ik had een thermosfles koffie meegenomen en werd met open armen ontvangen. “Goeiemorgen, meneer Ype! De koffie komt als geroepen, ik zit hier uit te drogen!” Zijn pet stond vrolijk. Ik ging zitten en stopte mijn pijp. Zo dronken we ons bakkie, rookten ons pijpje, en lieten de wereld even stilzwijgend aan ons voorbij gaan. Een echtpaar trachtte hun motorbootje bij de buitensteiger af te meren, hetgeen door de sterke stroming niet echt soepeltjes ging. Moeders hing op een bepaald moment als een vaatdoek buitenboord met haar onderste helft in het water. Toen haar schipper zich hardop afvroeg wat ze daar hing te doen was haar snedige antwoord: “Ik hang hier op de tram te wachten!” “Die komt vandaag niet, want er staat water op de rails”, was ’s mans antwoord. Ome Arie stond net lachend op om de ongelukkige zeelieden te gaan helpen, toen een paar zwemmers hen al te hulp schoten. De zeemeermin kon droge kleren aantrekken en de schipper kon op zoek naar een bloemist om de bonje weer bij te leggen.
Ome Arie stak zijn gedoofde pijp weer aan. De rust was weergekeerd. Maar niet voor lang: “Daar zul je neef Nitus hebben”, bromde mijn bankgenoot; “Hij heet eigenlijk Tinus. Zijn dwarsheid heeft hem zijn bijnaam opgeleverd.” Er kwam een lang mager jongmens op een oude damesfiets naar ons bankje gefietst. Het ging zo langzaam, dat het me verbaasde, dat’ie niet omviel. Uiteindelijk haalde hij het en met een wat norsig “Goeiemorgen” viel hij tussen ons in op het bankje. En zuchtte diep. “Ik ben ontslagen.” Ome Arie leek niet echt verbaasd. “Ach, Tinus, dat is je toch wel vaker gebeurd, daar hoef je toch niet zo voor te zuchten?” Ondanks deze bemoedigend bedoelde woorden zuchtte de draadnagel nogmaals. “Maar ik deed zo mijn best en had een geweldig idee! Word ik er om ontslagen…” Hij keek ome Arie aan: “Je zult zien, dat die chef met mijn idee aan de haal gaat!” Ome Arie keek mij even aan en knipoogde stiekem. Neef Nitus ging verder: “Het was mijn taak de melkproducten bij te vullen in de supermarkt.” Ome Arie veinsde een enorme belangstelling: “Spiegelen, toch? De nieuwste producten achteraan zetten, zodat de klanten eerst de oudere producten pakken?” Het jongmens knikte: “Maar alle klanten weten dat inmiddels, dus die halen het hele schap overhoop om het achterste pak melk te pakken!” Daar zat een logica in. “Dus ik stelde voor om juist te ontspiegelen!” Hij was nog steeds trots op deze geweldige vondst: “Dat spaart de medewerker van de winkel veel tijd en de klant ook!” Nu zuchtte ome Arie diep: “En daar was de manager het niet mee eens?” Tinus boog zijn hoofd: “Nee, de sukkel…” en keek ome Arie weer aan: “En weet je wat een energie dat scheelt? Die deuren voor de koeling hoeven dan veel minder lang open!” Ome Arie glimlachte en dacht mee: “Het is een geweldig idee, jongen. Ik denk dat de manager het inderdaad over heeft genomen. En door jouw briljante idee kon hij direct bezuinigen op personeel, alleen jammer dat jij daar de dupe van bent geworden!” Neef Nitus keek nu erg besodemietert: “Dus ik ben slachtoffer van mijn eigen idee?” Ome Arie legde een troostende arm om zijn schouder: “Ik denk het wel, knul!” En hij knipoogde naar mij: “Ik denk het wel!”
Hooiberg
Het was bloedverziekend heet. Hittegolf. Zwetend scooterde ik langs de haven. Het vertrouwde bankje was leeg. Begrijpelijk, want het was gewoon te warm en in het haven was nergens een zuchtje wind tussen de prachtige geveltjes. Ik besloot even een stukje langs het Spui te rijden richting ‘Klein Profijt’, een bezoekerscentrum bemand met vrijwilligers, waar ik een beste bak koffie hoopte te scoren. Toen mijn scootertje net het steile opritje naar de top van de dijk puffend en steunend had volbracht zag ik ome Arie zitten; op een bankje bij het Spui. Hier was wel wat wind. Hij had een parasolletje meegekregen op zijn fiets en zat met een juffrouw tegen zijn borst geklemd. Ik besloot door te rijden naar de koffie. Bij ‘Klein profijt dronk ik rustig mijn bakkie en genoot van het uitzicht over het water. Zo zat ik een uurtje alvorens ik mijn gemotoriseerde vriend weer opzocht.
Ome Arie zat er nog. Nu alleen. Ik besloot tot een praatje, stalde mijn scooter achter mijn pijprokende vriend, ging zitten en besloot zelf ook een pijpje te roken. (Dat had ik bij ‘Klein Profijt’ niet gedurfd, want daar zijn ze nogal van het milieu en zo…) We groetten elkaar en waren tevreden. “U hebt dezelfde tabak als ik, meneer Ype, maar toch ruikt’ie heel anders!” Z’n petje stond op standje lollig. Ik werkte mee en keek verbaasd. “Ik heb net als u het merk Roken is dodelijk!” lachte ome Arie. Ik hlachte gezellig mee. Het was even stil. “Water ruikt altijd zo fris,” mijmerde ik genietend de geur van het Spui opsnuivend. Ome Arie snoof mee. “Net gemaaid gras vind ik ook heerlijk. Dat doet me aan vroeger denken.” Hij rommelde wat aan zijn provisorisch aan het bankje vastgemaakte parasol, zodat ik ook wat schaduw had. Een groep jongeren sprongen van het remmingswerk juist buiten het haventje het Spui in. Niet geheel zonder risico, want het stroomde er behoorlijk stevig. “Heerlijk, zo jong te zijn!” wees ome Arie met zijn pijp, “Ik heb hier vroeger ook vaak gezwommen. Zelfs naar de overkant. Daar moest je dan een eind stroomopwaarts lopen voordat je weer terugzwom. Recht oversteken lukt geen mens!” Inderdaad zag ik aan de overkant een paar jongens lopen. En een meisje. “Dat is mijn nichtje!” zag ome Arie mijn waarderende blik. “Die zat net nog in zak en as, maar zo te zien heb ik haar weer wat opgevrolijkt!” “Dus dat was die dame, die tegen je aan zat te huilen, toen ik een uurtje geleden langs kwam,” zei ik, en ik trok aan mijn pijp, wachtend op een verder verhaal. “Haar moeder had haar betrapt met een vriendje en had nogal lelijk gedaan. Het vriendje was het huis uitgeschopt en had niks meer van zich laten horen!” Ik begreep het; “’t jong geluk verstoord.” Ome Arie knikte. “Ik vertelde haar, dat ik ook eens betrapt ben!” Hij verzette zijn petje naar stand ‘ondeugend’, “In de hooiberg!” Hij grijnsde, “Het was zo’n hete zwoele zomeravond als gisteren. In huis niet te harden, zo heet. Een perfecte avond voor de hooiberg!” Ik kon me er iets bij voorstellen. “Dus ik pak het laddertje, dat aan de voorkant tegen onze hooiberg stond en zette het aan de achterkant, zodat mijn ouders ons niet zouden kunnen zien vanuit hun slaapkamerraam.” Hij blies een dodelijk wolkje uit, “het was volle maan en geen wolkje in de lucht. Dus Riek en ik samen de hooiberg in om wat plezier aan elkaar te beleven. We waren een jaar of 18, denk ik!” De zwemmers waren inmiddels weer bijna terug. Er klonk gelach en geluk vanuit het water en vanaf de kant. De achterblijvers werden uitgelachen, vooral door het betrapte nichtje. Ome Arie bekeek het gedoe even, maar vervolgde toen zijn verhaal: “We genoten volop, toen ik opeens een zachte stem hoorde: mijn vader!” Hij kon er nu om lachen, “ik schrok me een hoedje en maatje pink.” Ik kon er ook wel om lachen: “had hij het laddertje gemist, toen hij uit het raam keek?” was mijn logische vraag, “Nee, joh, hij kwam niet via het laddertje!” Ik keek nu verbaasd. “Hij kwam door het hooi gekropen om te vragen of ik het laddertje weer terug wilde zetten voor mijn moeder!” Die had ik niet aan zien komen en ik schoot in de lach. “Dus ik dat laddertje teruggezet en me maar even teruggetrokken, zodat mijn ouders rustig af konden dalen. We waren niet echt gekleed op een familie-overleg, zal ik maar zeggen…” Hij stak zijn pijp weer aan, die was door alle opwinding uitgegaan. “En daarna heb je er niks meer over gehoord?” Hij schudde zijn hoofd. “Erg weinig, alleen zei mijn vader, dat rubber heel slecht voor koeien is.” Ik keek vragend opzij: “Door de schrik was maatje pink iets verloren! Geen idee, hoe mijn vader dat wist, maar ik heb de volgende ochtend wel een paar uur gezocht naar een condoom in de hooiberg!”
Ons zwemstertje stond inmiddels in innige omhelzing met haar zojuist gearriveerde vriendje.
Bloeddruk
Ome Arie kwam op zijn dooie akkertje en zijn fiets de hoek om. Zijn pet stond ietwat humeurig op zijn grijze krullen. Na de gebruikelijke rituelen; fiets neerzetten, rookbenodigdheden uit de fietstas pakken en met een zakdoek zijn plek op de bank schoonwrijven, ging hij zitten en stopte zijn pijp, maar niet voor een wat brommerig: “Goeiemorgen.” Ik had zojuist mijn pijp aangestoken en zat te genieten van het uitzicht op de haven en de geur van de verse tabak. Toen ook ome Arie’s pijp een heerlijke lucht verspreidde keek ik opzij. “Nog last met zitten, ome Arie?”, refereerde ik aan hetgeen trouwe lezers in het vorige verhaal konden lezen. (Anders in swartboek.nl) Ome Arie pafte nog even door en bromde toen: “Ik ben bij de dokter geweest.” “En kon hij je helpen?” was mijn belangstellende reactie. “Noem dat maar helpen. En het is trouwens een ‘zij’. Of eigenlijk twee ‘zijen’. Het zijn twee vrouwelijke huisartsen die in deeltijd werken.” Hij keek me nu aan en vroeg: “U weet nogal veel, toch, meneer Ype?” Ik vond van niet, maar daar reageerde hij niet op: “Wist u, dat mijn bloeddruk ‘s zomers aanmerkelijk hoger is dan ‘s winters?” Dat wist ik niet. “En gisterenmiddag was’ie behoorlijk hoog, dat heeft met het prachtige weer te maken…” Ik begreep er helemaal niets meer van, dus wachtte geduldig nadere uitleg af. “Met dat warme weer dragen de dames nogal laag uitgesneden truitjes. Gisteren met bloeddruk meten boog de blonde deeltijddame voorover en toen ik in de diepte keek, werd ik een beetje duizelig door de hoogtevrees.” Er kwam nu toch klein grijnsje. “En bij die donkere is het dal ook niet veel minder diep.” Ik kon er wel om lachen, zeker toen hij er zachtjes aan toevoegde: “Ik noem ze altijd ‘de Alpenzusjes!’” Hij trok aan zijn pijp en we keken hoe een paar jochies speelden met een rubberbootje in de haven. “Afijn, ik kreeg mijn gebruikelijke preek over de risico’s van roken en dat ik af moest vallen en meer moest bewegen. Maar toen kwam het ergste.” Hij wachtte even om het dramatische effect te versterken. “Riek was meegegaan en dat vond ik al een beetje gek, maar die moest die brilslang zo nodig vertellen, dat ik zo lang over een plas deed.” “Maar dat doet ze, omdat ze zich zorgen over je maakt, ome Arie.” pafte ik een strenge rookwolk. “Dat is helemaal niet nodig!” weer-pafte ome Arie: “Ik zit graag lang op de plé omdat ik daar tenminste ongestoord mijn krantje kan lezen, zonder dat Riek de hele tijd tegen me aan zit te kletsen!” Ik lachte nu hardop, maar zei gelijk bezorgd er achteraan: “Heb je dat ook tegen die dokter gezegd?” “Ja,” was het korte antwoord, “Waar Riek bij zat?!” reageerde ik bewonderend; “ Dat is lef hebben!” Ome Arie knikte: “Maar dat hielp weinig, want dat alpenzusje wilde me toch graag onderzoeken.” Hij keek benauwd. Ik begreep het: “Ik weet het, ome Arie, met zo’n plastic handschoen en dan je achterste in op zoek naar je prostaat.” Hij knikte. “Gelukkig viel het wel mee, en ze heeft me gelijk zalf voor mijn brandblaren gegeven.” Hij ging even verzitten ter ondersteuning van zijn zitvlak-lijden. Ik kon er wel om lachen: “En heb je een verwijzing gekregen voor een uroloog?” “Nee,” en met een glimlach opzij: “Wel probeerde ze ons naar een relatietherapeut te krijgen, want Riek zat na mijn plé-bekentenis te koken op haar stoel. Maar ik vond, dat ik voor die grap al genoeg gestraft was door die berggeit!”
Familieweekend
Ondanks het aanhoudende mooie weer had ik ome Arie een paar dagen gemist. Ik was dan ook opgelucht toen hij weer aan kwam fietsen. Het verbaasde me iedere keer weer, dat hij kon fietsen met klompen. Hij stapte af en ging een beetje moeizaam zitten. Ik besloot niet naar deze moeizaamheid te vragen. “Goeiemorgen, ome Arie!” begon ik vrolijk. “moggûh”, bromde hij terug en begon zijn pijp te stoppen. “Ik heb je een paar dagen gemist.” probeerde ik. Hij blies zijn eerste rookwolkje uit en antwoordde niet. Ik besloot niet aan te dringen en trok aan mijn pijp. Ik kende hem langer dan die dag en wist, dat er vanzelf wel iets zou komen. Inderdaad, na een minuut of vijf bromde hij: “Ik was naar een familieweekend.” Ik reageerde even niet. “Bij de verre nicht van mijn vrouw in de Achterhoek.” (zie eerder verhaal op swartboek.nl: ‘Puur natuur’) Hij vertrok zijn gezicht toen hij even ging verzitten. “De hele familie van mijn vrouw was er. Vreselijk.” Ik moest wel even lachen om zijn gemopper en kon het niet laten hem een beetje te plagen: “Dus je schoonzus Agaath was er ook?” Hij knikte slechts. Ik wist, dat de relatie tussen hem en de zus van Riek niet bepaald vriendschappelijk was. “Inderdaad!” Hij zuchtte, “En die had bedacht, dat we wel op de camping bij nicht Marieke konden kamperen.” Deze mededeling moest even bezinken. Ik durfde het bijna niet te vragen: “Maar dat is toch ook een ‘Puur natuur’ camping?” Ome Arie knikte. Ik vervolgde aarzelend: “En het was prachtig weer…” Ome Arie zuchtte diep: “En Riek vond, dat ik niet kinderachtig moest doen!” Ik schoot in de lach: “Dus jij hebt daar in je blote kont rondgelopen!?” Hij keek erg ongelukkig en er kwam een zielig wolkje uit zijn pijp: “Ik heb wel mijn klompen aangehouden en geweigerd mijn pet af te zetten!” Een statement om aan te geven, dat hij, ondanks zijn naaktheid, niet zijn hele identiteit had willen opgeven. Ik zag het voor me en kon met moeite mijn lachen inhouden. “Dus je liep daar slechts met je pet op je kop en je klompen aan je voeten rond?” “Nou, ook mijn geitenwollen sokken, natuurlijk, want met blote voeten in je klompen is geen doen.” Nu schoot ik echt in de lach. “Ja, lach maar, dat deden de anderen ook, vooral schoonzus Agaath!” Ik keek even opzij: “Die liep daar ook ‘puur natuur’?” Ome Arie zuchtte weer eens: “Inderdaad, en daar wordt een gezonde vent niet blij van, zal ik je zeggen.” Hij stak zijn pijp, die was uitgegaan, weer aan. “En ze werd behoorlijk nijdig, toen ik zei, dat ze haar bonten slip ook wel uit mocht doen.” “Bonten slip?” vroeg ik. “Fout, natuurlijk, het was helemaal geen slip; ze bleek een bontmuts te hebben…” Hij lachte nu zelf ook, maar vertrok gelijk weer even zijn gezicht. Ik keek hem vragend aan. Hij legde uit: “Mijn billen vergeten in te smeren, en die zijn geen zon gewend! Hopeloos verbrand door de zon. Dus nu moet ik op de blaren zitten.”
Bruidspaar
De rust was weergekeerd in ons haventje. De Titanic had haar reis naar Willemstad voortgezet. De wasmachine op het achterdek, Marietje aan het roer en de anderen klaverjassend aan de kaarttafel. Gelukkig was er weinig kans op ijsbergen op haar route… Ome Arie stopte zijn pijp uit een nieuw baaltje en ik genoot van mijn vertrouwde Mac Baren mixture. Het was prima weer en we genoten van ons simpele geluk. Ter vergroting hiervan had ik zelfs een thermosfles koffie meegenomen met een paar plastic bekertjes. Ome Arie nipte net aan zijn bakkie toen er een blinkende auto stopte. De handvatten en de antenne waren versierd met linten. Er stapte een drukdoend jongmens uit, die de deur openhield voor een bruid. Aan de andere kant verscheen een knul uit in een onwennig zittend donker kostuum. “Verrek”, zei ome Arie, “Dat is Sjaak!” De herkenning was wederzijds want er werd gezwaaid. Het jongmens pakte wat fototoestellen en begon erg artistiek te doen. Het stel bij een dukdalf, het stel op de steiger, de bruid voor een roestige schuit, de bruid met een hengel (die de artiest uit de handen van een nietsvermoedende visser had gerukt!). De bruid genoot van de aandacht; de bruidegom stond er wat lullig bij. Zoals alle bruidegommen op alle bruiloften. Opeens hield het op. We konden niet goed zien wat de oorzaak van de plotse onderbreking van de fotosessie was. Er werd druk getelefoneerd en de bruidegom kwam onze kant op. “Dit geloof je toch niet!” klonk hij niet erg gelukkig en hij ging naast ons zitten. Ome Arie schonk een bakkie koffie voor hem in. “Laat die eikel van een fotograaf zijn autosleutels in het water vallen, en over een uurtje moeten we bij het stadhuis zijn!” Ome Arie wilde hem geruststellen: “Dan breng ik je toch even achterop mijn fiets en de bruid kan wel bij meneer Ype op de scooter.” Dit leek mij met de jurk niet echt een geschikte oplossing en de bruidegom ging hier ook niet verder op in. “Ze gaan de sleutels proberen boven te krijgen met een hele sterke magneet”, bromde hij en hij vroeg aan ome Arie: “mag ik uw telefoon lenen, dan bel ik even een taxi, want dat wordt natuurlijk niks.” Ome Arie had medelijden en overhandigde hem het gevraagde. “Het komt wel goed, knul, heus. Daar hoef je toch niet om te huilen?” De knul nieste en brieste: “Huilen? Die rooie ogen heb ik door die verrekte hooiberg waar we de eerste fotosessie hebben moeten ondergaan!” Hij nieste nog een paar keer. “Ik heb al jaren last van hooikoorts, maar dat fotogenie zei, dat dat niks gaf omdat er een rode ogen correctie op zijn camera zit!” Op dat moment kwam de taxi de hoek om en snelde de bruidegom naar zijn bruid. De fotograaf haalde met een rood hoofd een oude fiets uit de haven en zag daar wel een mooie foto in: de bruid bij een roestig rijwiel. Maar hij kon dit niet meer voorstellen, want het bruisdspaar reed al weg in de taxi. “Hatsjoe!” klonk het nog.
Vergeetachtig
Het klokgelui van de zondagmorgen was net afgelopen. Ik zat met ome Arie te genieten van een weldadige rust toen er een oud vrouwtje plompverloren tussen ons in kwam zitten. “Even genieten van die heerlijke geur van jullie pijpen, heren!” Ze snoof de lucht luidruchtig naar binnen. “Mijn man rookt ook pijp, weet u, maar nu even niet…” Ze snoof weer. “Ik mis het wel, hoor, maar hij is zijn pijptabak kwijt. Hij is wel meer kwijt de laatste tijd!” Ome Arie keek achter haar voorovergebogen gestalte langs onbegrijpend mijn kant op. De oude dame wees: “Kijk, de ‘Nescio’, dat is onze boot. We wisten zo gauw geen naam en dat klonk wel chic.” De ‘Nescio’ was een fraaie motorvlet van zo’n twaalf meter. Rondom een dikke kabelaring en een gigantische leguaan op de boeg. (Voor de landrotten: Dat zijn beschermingen van touwwerk rondom!) “Mijn man heeft het touwwerk allemaal zelf gemaakt! We hadden vroeger een binnenvaartschip.” Alsof ze mijn gedachten had gelezen. “Dat hebben we verkocht en nu varen we nog voor ons plezier.” Ze zwaaide naar haar man, die de stuurhut uitgekomen was en zoekend rondkeek. “Hij is altijd ongerust, wanneer ik even weg ben.” Ze zuchtte; “Heeft u misschien een beetje tabak voor hem? Ik ben het gisteren vergeten en het is vandaag zondag?” Ome Arie haalde zijn bijna volle pakje tabak uit zijn zak en gaf deze aan haar; “Hier, dat moet voor vandaag voldoende zijn!” Het oudje nam het heel blij aan: “Dank u wel, hij zal er erg blij mee zijn.” Ze glunderde: “En ik ook, want ik vind het toch zo lekker ruiken!” Ze slofte terug naar de vlet. Voor ze onderdeks verdween zwaaide ze naar ons. “Ik heb thuis nog een nieuwe baal.”, zei ome Arie. “Je mag er straks wel één van mij stoppen, ome Arie!” waardeerde ik zijn gulheid. Even later zagen we de oude baas tevreden met een rokende pijp op het dek plaatsnemen. Het dametje kwam nu met een jerrycan uit het stuurhuis en maakte een praatje met de zojuist wakker geworden Tattoo van de ‘Titanic’. (zie vorig verhaal!) Even later zagen we hem een fiets van het dek halen, de jerrycan op de bagagedrager vastbinden en onze kant opfietsen. “Heren, waar kan ik hier ergens diesel halen?” Ome Arie wees hem de weg en fluitend ging hij op weg. Ondertussen bleek ons lieve oude wijffie al eerder Blondy zo gek gekregen te hebben, dat deze een was voor haar ging doen, want de wasmachine stond op de steiger luid stampend te centrifugeren, terwijl opoe er met haar wasmand naast stond te wachten. Ome Arie volgde het gedoe en stopte een nieuwe pijp met mijn tabak. Blondy hielp het vrouwtje de was op te hangen aan een geïmproviseerde waslijn aan boord van de ‘Nescio’. Niet veel later kwam de jerrycan vol met diesel terug en hielp Tattoo met het vullen van de brandstoftank met een grote trechter. Het oudje had inmiddels de koffie klaar en iedereen dronk tevreden een bakkie. Wij ook, want ze bood ons ook een vrij stug kopje koffie aan. Blondy had er nog een koekje bij en iedereen was tevreden. Na een tweede bakkie ging ieder zijns weegs. De ‘Nescio’ werd gestart en voer, de was wapperend aan het mastje, langzaam de haven uit, nagezwaaid door ons allemaal.
Toen ome Arie zijn pijp uit klopte en op huis aan wilde kwam Blondy voorbij. “Wel leuk oud stel, vind je niet?” zei ik, “Toch jammer, dat die oude schipper wat vergeetachtig wordt…” Ze keek niet blij: “Heel jammer, inderdaad. Haar geheugen is helaas ook niet al te best. Ze hebben de diesel niet betaald! Ze gaf mij zo’n gehaakt hoog hoedje op een wc-rol en zei even later tegen mijn vent, dat ze alles met mij ‘geregeld’ had!” Ome Arie schoot in de lach: “Zijn jullie even beetgenomen!”, gierde hij. En ik lachte: “Nescio is toch de schrijver van ‘De uitvreter’, een knul, die op andermans zakken leeft?” en daarna, gierend van het lachen: “En andermans tabak oprookt?!” Ome Arie keek nu net zo besodemieterd als Blondy.