Sinterklaas

Het was een prachtige nazomerdag. ‘Indian summer’ wordt dat wel eens genoemd: nog geen gure herfst maar een staartje zomer, minder heet, maar met de eerste tekenen van het naderend verval. Ome Arie en ik zaten te genieten van onze pijp. We koesterden onze oude botten in de zon en zuchtten bijna gelijktijdig. Mijn metgezel glimlachte: “Dit is genieten meneer Ype!” Ik knikte. “Ieder jaargetijde ruikt anders”, vervolgde hij, “in het voorjaar geniet ik van de geur van vers gemaaid gras, in de zomer de wat weeïge lucht van het graan bij het oogsten, en nu,” hij snoof, “de herfst.” Ik keek vragend opzij: “de herfst? Hoe ruikt de herfst?” Hij dacht diep na, onderwijl een rookwolk uit zijn pijp blazend. Toen, met een grijns: “naar pepernoten!” “Pepernoten?” reageerde ik verbaasd, “Wat hebben pepernoten voor speciale herfstgeur?” Hij lachte. “Voor mij begint de herfst met de komst van de eerste pepernoten!” Nu lachte ik ook: “Daar heb je eigenlijk wel gelijk in, ome Arie!” We waren het erg eens. De lucht van versgebakken pepernoten hoort bij de herfst, bij de verwachting van een prachtig feest. Ome Arie las mijn gedachten: “Voor mij was Sinterklaas het hoogtepunt van het knusse Hollandse gezinsleven.” Ik knikte. Hij wees naar het steigertje voor in de haven waar de Sint placht aan wal te komen: “Ondanks het dagenlang pijn in je nek hebben nadat je met een kleintje op je schouders de intocht van de Goedheiligman met veel te veel zwarte Pieten op een veel te klein bootje was wezen bekijken!” We paften allebei in zoete herinnering onze pijp. “En later, wanneer de kinderen wat groter waren, het elkaar legaal in de maling nemen…” gniffelde de oude boer. “En elkaar in dichtvorm ongezouten, maar nooit gemeen de waarheid zeggen…” gniffelde ik gezellig met hem mee, “en niet te vergeten: de surprises!” Nu knikte ome Arie op zijn beurt: “De voorpret begon al met het ritueel van het ‘lootjes-trekken’” “En het nadenken over de surprise die je voor je ‘slachtoffer’ zou gaan maken!” Twee pijprokende bejaarde mannen met ieder hun eigen herinneringen. “En de reactie, die dat bij dat slachtoffer zou gaan opleveren!” grijnsde ome Arie. Hij stampte met een speciaal pijpenstampertje de tabak in zijn pijp aan en stak de uitgedoofde rest weer aan. Ik volgde zijn voorbeeld. “Mijn zoon was een puber, toen ik voor hem een grote pot pindakaas had gekocht.” Hij trok aan zijn pijp, “Ik maakte een gedichtje, warmde de pot pindakaas een beetje op in heet water, deed het papiertje met het rijm in een plastic zakje en propte dat diep in de pot. Zo diep, dat je het door de bodem van de pot zag zitten…” Zijn ogen glommen nu nog van de pret, “Dat alles ingepakt met nog een gedicht!” Ik zag het voor me. “Toen hij de pot had uitgepakt keek hij niet echt blij. ‘Wat moet ik nou met een pot pindakaas’ vroeg hij zich af. ‘Je bent toch gek op pindakaas?’ Zei mijn vrouw. Je had zijn gezicht moeten zien!” Ik kon me er wel iets bij voorstellen. “Een beetje teleurgesteld bekeek hij de pot en zag toen, dat er iets in zat.” Hij klopte zijn inmiddels uitgedoofde pijp uit. “Hij keek in het rond op zoek naar zijn plaaggeest, maar ik vertrok natuurlijk geen spier. Toen stond hij op, pakte wat oude kranten en ging, onder luid gelach van alle aanwezigen naar de keuken.” Ome Arie had er nog lol om; “Maar in plaats van het leegscheppen van de pot, wat ik verwacht had, wikkelde hij de pot in krantenpapier en sloeg hem kapot om daarna de huiskamer weer binnen te komen triomfantelijk het vieze plastic zakje omhoog houdend.” Nu lachte de oude baas hardop. Ik begreep er niks van. “Hij haalde het papiertje eruit en las voor: ‘voor onze lieve knul, kocht zwarte Piet dit spul, wetende dat deze kleine dwaas, gek is op pindakaas!’ Nu lachte ik ook hardop: “Dus hij had zijn kado net kapot getimmerd?” Ome Arie zat schuddebuikend van het lachen bevestigend te knikken.