Zebrapad

Het was een doodgewone morgen op een doodgewone dag in een doodgewone week. Het was doodgewoon weer met een niet te warm zonnetje. Ome Arie en ik zaten wat verveeld aan onze pijp te lurken. En genoten van onze verveling. Wanneer je jong bent is het vreselijk je te vervelen. Er is altijd iets te doen. Er is altijd iets te beleven. Aan ons bankje aan de haven ging alles voorbij. Drukdoenerige puntschoenen met mobieltjes tussen oor en schouder geklemd snelden langs, jonge moeders trapten bakfietsen vol kinderen naar school en er werd erg veel geërgerd en zich druk gemaakt. Een oude dame duwde haar rollator richting zebrapad. Tergend langzaam stak ze over onze kant op. Twee auto’s stopten geduldig, maar een doorrijdende fiets kon haar nog maar net ontwijken. Ome Arie schudde zijn hoofd, vooral daar de fietser eerder boos dan beschaamd bleek. De oude vrouw glimlachte slechts en vervolgde haar weg. Bij ons bankje aangekomen stopte ze even. “De jeugd eist vaak respect zonder te weten wat dat inhoudt, maar gelukkig wordt die jeugd zelf ook eens oud.” Glimlachend wilde ze vervolgens moeizaam haar weg vervolgen. “Ik vind het bewonderenswaardig, dat u er zo wijs en kalm over doet. Wanneer mij zoiets overkomt, kook ik van woede!” zei ik. De dame keek ome Arie aan en samen keken ze vervolgens mij aan en lachten minzaam, en ze schuifelde verder achter haar loophulpmiddel. “Wat een bijzondere vrouw, vind je niet, ome Arie?” “Ach,” antwoordde deze, en hij trok aan zijn pijp, “Waarom zou ze zich druk maken, dat helpt toch niet en is slecht voor je hart!” Ik was wederom verbaasd over de wijsheid van deze oude boer. Er reed een politiebusje voorbij. “Die zijn er nooit, wanneer je ze nodig hebt,” mopperde ik, “die had hier 10 minuten geleden moeten zijn, dan had’ie die knul een flinke bekeuring kunnen geven!” Ome Arie glimlachte weer. “Hij was hier tien minuten geleden al, net om de hoek, maar het uitschrijven van zo’n bon kost nou eenmaal even tijd….”