Pilletje

Ome Arie kwam met een verhitte kop haastig aangefietst. Hij verontschuldigde zich voor zijn late komst, alhoewel we geen tijd hadden afgesproken. Hij plofte neer en begon zijn pijp te stoppen. Dat ging wat minder bedachtzaam dan anders. “Wat is er, ome Arie, je bent zo gehaast?” vroeg ik. Hij zuchtte, stak zijn pijp aan en werd rustiger. “Ach, het zat vanmorgen gewoon een beetje tegen en dat is niet goed voor mijn bloeddruk!” Dat verklaarde zijn ietwat rode kop. “We waren al wat laat wakker en ik haastte me naar de badkamer om mijn pilletjes in te nemen. Drie minuscuul kleine pilletjes, die alledrie de neiging hebben zich aan hun doordrukstripjes vast te klampen…” Het fenomeen kwam me bekend voor. “Afijn, één zo’n kreng schoot uiteindelijk weg, zo de wasbak in. Ik probeerde hem nog vóór het afvoerputje te grijpen, maar hij ontweek behendig mijn onderscheppingspoging!” Hij werd bij de herinnering weer wat roder. “Maar dan neem je toch gewoon een nieuw pilletje?” Opperde ik bijdehand. “Dat was slimmer geweest, maar ik ging op zoek naar het ontsnapte medicijn,” hij keek er niet gelukkig bij, “Ik schroefde de sifon los in het badkamermeubel, waardoor de boel behoorlijk nat werd en lag daar gezellig over te vloeken, toen Riek om de hoek kwam kijken, wat ik aan het uitspoken was…” Hij zuchtte en trok aan zijn pijp, “het was een slagveld. Ik lag in mijn nakie op mijn rug, half in het kastje met een verhitte kop met die sifon in mijn hand en alles was nat!” Ik begreep het en hield mijn lachen in: “en ze was niet echt blij, vermoed ik?” “Dat kun je wel zeggen, meneer Ype, dat kun je wel zeggen…” Hij keek me aan: “Ze ging vernietigend over in de ‘wij-vorm’. Ze zei, heel koeltjes: “en wat liggen wij hier te doen!?”. Ik mompelde zachtjes dat ik één van mijn pilletjes had laten vallen…” Hij zweeg even en trok aan zijn pijp. “En vervolgens, ijskoud, zoals ze doet, wanneer ze me een enorme sukkel vindt: “En toen vonden wij het nodig om de hele badkamer te slopen?” Ik had toen beter niks kunnen zeggen!” Ik kreeg een beeld van hetgeen volgde en had medelijden. “Enne..”, vroeg ik voorzichtig, “heb je dat pilletje nog gevonden?” Ome Arie knikte bevestigend. “Dat is dan weer een geluk bij een ongeluk!” zei ik, en ik stak mijn inmiddels gedoofde pijp weer aan, “waar zijn die pillen eigenlijk voor?” kon ik niet nalaten aan de patiënt met de inmiddels weer hoogrode kop te vragen. “Die slik ik tegen mijn hoge bloeddruk!” Nu kon ik mijn lachen niet meer inhouden…