Coronatest

Het was miezerig weer. Ome Arie zat diep verscholen onder een grote paraplu zijn pijp te stoppen, hetgeen nog best lastig gaat terwijl je regenscherm dreigt weg te waaien. Ik had dat voorzien en vooraf thuis mijn pijp al gestopt, zodat slechts het aansteken nog voor wat problemen kon zorgen. Maar daarvoor had ik een creme-brûlée-brandertje als oplossing bij me gestoken. Terwijl ome Arie nog zat te worstelen met zijn rookgerei pafte ik al mijn eerste wolkjes onder mijn paraplu vandaan. Mijn compaan vloekte inmiddels binnensmondkaps, waarop ik hem mijn vlammenwerper aanbood. Al gauw zaten we gezamenlijk te genieten. “Hoe was de uitslag van de coronatest van je schoonzus eigenlijk, ome Arie?” (zie verhaal mondkapje op swartboek.nl) Hij blies een wolkje uit vanonder zijn mondkapje en bromde: “Niks aan de hand, natuurlijk!” Alsof Corona geen optie was in zijn directe omgeving, trouwens een breedgedragen misvatting. “Maar nu moet ze in therapie.” “In therapie?” herhaalde ik verbaasd, “maar er was toch niks aan de hand?” Ome Arie snoof een rookwolk onder zijn mondkapje en kreeg een hoestbui daar de rook niet weg kon. Nadat hij weer op adem was gekomen gromde hij: “In therapie bij een zielknijper vanwege haar ‘bijna-dood-ervaring’.” Ik schoot in de lach. “Ik weet dat je een hekel aan Agaath hebt, maar nu overdrijf je toch zeker?” Ome Arie was bloedserieus: “Nee, echt!” Mijn lach verstomde in pure verbazing. “Eerst is ze jaren op zoek geweest naar zichzelf, maar door de corona-dreiging is ze zichzelf tegengekomen. Gevonden! Dus moest ze een nieuw probleem bedenken!” Nu schoot hij zelf ook in de lach. “Volgens mij is ze gewoon gek op die therapeut.” Hij trok aan zijn pijp en tilde zijn mondkapje op om de rook uit te blazen. “Maar waarom draag je dan eigenlijk nog steeds dat mondkapje?” vroeg ik, echt verbaasd. Ome Arie keek opzij, trok aan zijn pijp en haalde langzaam de elastieken van het mondkapje van achter zijn oren. Hij wilde het beschermmiddel net met een grote boog de haven ingooien toen hij er net op tijd achter kwam, dat zijn pijpmondstuk nog door het speciaal daarvoor gemaakte gaatje in het mondkapje zat. (Zie verhaal ‘mondkapje’ op swartboek.nl) De vonken vlogen in het rond, maar gelukkig maakte ome Arie zijn worp niet af en werd de pijp een vliegende aftocht gespaard. Onze werper haalde de pijp uit het gat en deed het mondkapje netjes in een prullenbakje naast ons bankje. Met een ietwat rood hoofd trok hij weer aan zijn pijp en was gelukkig, dat deze nog niet uitgedoofd was.