Tekst

Het was bewolkt en er hing een regen-dreiging. Ik had mijn buienradar geraadpleegd en naar aanleiding daarvan toch besloten richting haven te scooteren. Ome Arie had wellicht geen elektronische hulpmiddelen nodig met zijn jarenlange ervaring in het boerenbedrijf. Hij zat net zijn nieuwe pijp te stoppen en onderwijl in zichzelf te mompelen. “Goeiemorgen!”, zei ik door zijn gemompel heen. Ietwat verstoord keek hij op: “O, meneer Ype! U ook een goedemorgen!” en stopte met in zichzelf te praten. Ik stopte mijn oude pijp en stak hem op. De eerste trekjes zijn het lekkerst en ik kon niet nalaten glimlachend een wolkje uit te blazen in de vorm van een o-tje. Het lukte redelijk, want het was juist even windstil. Ome Arie keek wat zorgelijk. “U bent toch goed met taaldingen, meneer Ype?” Weinig bescheiden knikte ik. “Ik moet een tegelwijsheid bedenken!” Ik keek verbaasd opzij: “Een tegelwijsheid?” Hij knikte nu op zijn beurt: “Riek gaat morgen naar een pottenbakkerscursus en ze moet dan een tekst hebben voor op zo’n tegeltje. Om aan de muur te hangen…” Hij zat er duidelijk mee in zijn maag, “En ze wil niet zo’n afgezaagd ding als Oost, west, thuis best!” Ik kon er wel om lachen, maar hield me in, omdat ome Arie er echt mee zat. “Maar een tegeltje is toch geen pot, ome Arie?” Hij zuchtte: “Het is de eerste les van de beginnerscursus. En ze wil graag een goede indruk maken!” Ik genoot van de heerlijke geur van mijn tabak en dacht diep met hem mee. “En het mag natuurlijk ook niet te lang zijn?” vroeg ik, eigenlijk overbodig. Ome Arie knikte weer en deed een poging: “Een waarheid als een koe doet er altijd toe…” en schudde zijn grijze kop, “Nee, dat is ook niks.” Hij zuchtte. Op dat moment kwam er een juffrouw met een klein wit hondje in een mandje voor op haar fiets onze kant op. “Daar zul je Bianca hebben”, zei ome Arie, duidelijk vrolijker, “Mijn nichtje, leuk kind!” Het ‘kind’ leek mij al behoorlijk volwassen, maar ik besloot het maar zo te laten. “Hallo, ome Arie!” begroette ze, terwijl ze het hondje uit het mandje haalde en op de grond naast ons bankje zette. “Kunt u op Pete letten? Ik moet even langs de huisarts!” Ome Arie haalde het mormel aan: “Natuurlijk, Bianca, laat hem maar even hier hoor!” Het nichtje fietste opgelucht richting dokter. “Zijn volledige naam is Pete Negro!” wist ome Arie te vertellen, “Het is zo’n spaanse zwerfhond, die iedereen tegenwoordig schijnt te moeten hebben.” Hij aaide het beestje, dat zich de aandacht graag liet welgevallen. Ik liet de naam even bezinken en vroeg verbaasd: “Maar dat betekent toch ‘Zwarte Piet’ in het spaans?” Ome Arie lachte: “Dat klopt. Heel passend omdat hij uit Spanje komt!” Ik nam een diepe trek van mijn pijp, “Maar dat beest is hartstikke wit?!” Ome Arie bleef lachen: “Dat klopt”. Ik keek hem stomverbaasd aan. “Meneer ype, het is augustus: hij is nu natuurlijk nog niet geschminkt!” en gierde het uit. Ik kon er ook wel om lachen en schonk koffie uit mijn thermosfles. Het zonnetje kwam aarzelend achter een wolk vandaan en we genoten alledrie. Pete Negro vrat ome Arie’s koekjes op en liet zich door voorbijgangers aaien. “Laat je aaien, dan valt er steeds iets te snaaien”, probeerde ik weer een tegeltjeswijsheid, maar ome Arie vond het niks en dacht diep na. “Ik heb iets!” klonk het opeens triomfantelijk: “Tekst volgt pas als ik wijsheid heb gevonden…” Eigenlijk vond ik dat inderdaad een aardige spreuk…