Ome Arie’s Verjaardag

Toen ik die morgen goedgemutst het prachtige haventje van ons dorp naderde zag ik enig tumult bij ons bankje. Er werd luidkeels gezongen, iets wat vanwege de Corona-crisis eigenlijk werd afgeraden. Het ‘lang zal hij leven’ klonk uit vele kelen rond de versierde bank, waarop ome Arie zat te glunderen. Ik wilde de privé-festiviteiten niet verstoren, dus wilde al doorrijden, maar ome Arie riep: “Ha, meneer Ype, kom erbij, ik was al bang, dat u vandaag niet zou komen opdagen!” Hij gebaarde uitnodigend naar mijn vaste plek naast hem, dus ik parkeerde mijn scooter en pakte mijn pijp. “Wacht even met die pijp, meneer Ype, eerst koffie met gebak!” “Komt eraan, ome Arie!” riep nicht Arie vanaf zijn zalmschouw (of zalmdrijver), die vlakbij afgemeerd lag en als buffetboot dienst deed. Verbluft nam ik de koffie en het gebak aan. “Eigenlijk ben ik eerder deze week op dieet gezet door de waarnemend brilslang…” wierp ik nog tegen, maar ome Arie luisterde niet. Hij straalde en wees om zich heen: “Vanwege de griepcrisis mogen er maar zes mensen thuis op bezoek komen voor een verjaardag, dus daarom vieren we het maar hier!” De verjaardag-omstanders juichten. Nicht Arie overhandigde me een beste bak koffie en een prima stuk taart: “toen ome Arie vroeg, of we wilden helpen zijn verjaardag in de haven te vieren is Herman gelijk appeltaart gaan bakken!” Zijn man stond op de achtergrond trots te wezen. Sommige gasten droegen mondkapjes met als tekst: ‘Ome Arie 75’ Ik nam een hap overheerlijke appeltaart en keek opzij: “Al 75, ome Arie? Dat had ik je niet gegeven!” De aangesprokene zat te glimmen. Hij zette zijn gebaksschoteltje neer, nam een slok koffie en pakte een dikke sigaar uit een mooi kistje. “Eet gauw je taart op, meneer Ype, en geniet ook van een heerlijke sigaar…” en legde er vast één naast me op onze bank. Het vooruitzicht was zeer aantrekkelijk en ik glom even met mijn bankgenoot mee. Ondertussen liepen de gasten af en aan, het leek wel, of ome Arie het hele dorp kende of tot zijn familie mocht rekenen. Ik bekeek dit alles, kleine trekjes van de zeer fijn ruikende sigaar nemend teneinde zo lang mogelijk van dit feestje te genieten. Meegenieten van feestjes van anderen is duizendmaal fijner dan genieten van een feestje, waarbij je zelf in het middelpunt staat. Ik weet niet of dat ook voor ome Arie gold; hij glunderde van top tot teen en had zelfs zijn zondagse klompen aan. “Weet je wat zo fijn aan deze verjaardag is, meneer Ype?’, zei hij tussen twee gasten in,”Nu zie ik de mensen, die ik ècht wil zien en niet die gasten, welke je altijd verplicht moet uitnodigen, omdat ze, wanneer je dat niet doet, zwaar beledigd zijn!” Ik nam een heerlijk trekje aan mijn sigaar en vroeg fijntjes: “Zoals je schoonzus Agaath, bedoel je zeker?” Hij lachte, “Zoals schoonzus Agaath, inderdaad, meneer Ype!” Ik lachte ook, maar vroeg me toch een beetje verbaasd af, waarom Riek er dan niet was. Ik durfde het niet te vragen, maar gelukkig kwam het antwoord: “Agaath zit nu met vijf andere vervelende verjaardagsgasten bij Riek, thuis!” Ik keek nu erg verbaasd. “Ik zei tegen dat saaie stelletje, dat ik Corona-gezien eigenlijk één te veel was en ben opgestapt. Riek wist van ons (hij gebaarde om zich heen) plan, liet me met een kus gaan en schenkt thuis nu koffie met saaie cake, terwijl hier het echte feest is!” Hij blies glunderend een wolk sigarenrook de lucht in en riep naar de ‘cateringboot’ : “Arie, je hebt toch zeker ook nog wel iets onder de kurk, hoop ik?” Nicht Arie hield onder gejuich van het gezelschap een fles omhoog.