Rugpijn
Knieval
De onophoudelijke stormen en regenbuien hadden de rook-genoegens op ons bankje bij de haven een tijdlang sterk belemmerd, maar gelukkig scheen de zon weer toen ik welgemutst mijn scootertje op zijn standaard trok. Tot mijn verbazing zat ome Arie niet met een pijp of was hij bezig deze te stoppen. Hij rookte een dikke sigaar. “Goeiemorgen, ome Arie! Iets te vieren?” Hij bromde een tegengroet en klonk niet feestelijk. Ik besloot tot een zwijgend stoppen van mijn eigen pijp. “Mijn pijp is gebroken, en mijn pijpenwinkeltje is gesloten…”, bromde hij verder. “Een ramp: een sigaar past niet bij alledag!” Hij bekeek zijn anders altijd zo welkome rookgenot enigszins afkeurend alvorens hij het weer naar zijn mond bracht voor een zuinig trekje. Ik begreep hem wel. Wanneer je je instelt op een sigaar als traktatie is dat heel anders genieten dan wanneer de sigaar slechts dient ter vervanging van je gebruikelijke pijpje. Dus ik knikte en stak met enige aarzeling mijn eigen pijp op, alsof ik bang was hem jaloers te maken. Even bleef het stil. De sluisdeur bij de uitgang van de haven stond weer open na lang gesloten te zijn geweest. Daarachter stroomde onverzettelijk als immer het Spui. Ome Arie blies een O-vormig wolkje de lucht in: “Ik viel op mijn zij, precies aan de kant waar mijn pijp in mijn broekzak zat!” Ik keek hem verschrikt aan: “Je viel? Dan had je in plaats van je pijp ook je heup kunnen breken!” Hij schudde zijn oude boerenkop: “Dat risico was niet zo groot, want ik zat op mijn knieën.” “Op je knieën?” Hij knikte: “Ik zat samen met mijn achterkleinzoon met lego een boerderij te bouwen toen ik per ongeluk met mijn knie op een legosteentje ging zitten!” Hij voelde aan zijn knie, alsof hij de pijn nog kon voelen: “Mijn achterkleinzoon verzuchtte dat ons bouwwerk gelukkig niet beschadigd was…” Ik zweeg.
De dame met de zwarte kousen
Vegetariers
In een onbewaakt ogenblik was ik het huis uitgeslopen. Vanwege de wondroos wellicht niet echt verstandig, maar ik snakte naar een pijpje met ome Arie en liet derhalve mijn bestwil in haar sop gaar koken. Gelukkig zat mijn vriend reeds zijn pijp te stoppen toen ik naderbij strompelde. “Zo, meneer Ype, mag u weer los?”, vroeg hij met een grijns, welke begrip uitstraalde. “Praat me er niet van, ome Arie!”, zuchtte ik, terwijl ik mijn rookgerei tevoorschijn haalde, “praat me er niet van…” Tot mijn verbazing stond de oude baas op en bood me zijn plekkie aan. “Dan kunt u uw been hoog leggen, meneer Ype. Het was toch het rechter?” Hij nam plaats op mijn vertrouwde plekkie. Ik begreep zijn geste: normaal zat hij altijd links van mij, en met mijn rechter been op de bank zou ik dan met mijn rug naar hem toe zitten. Ik legde mijn been op het bankje en zette het stopwerk van mijn pijp voort.
Net toen ik er de brand in stak kwam er een vrouwspersoon met een heel klein hondje voorbij. Ze leek op een boswachter met een groene bodywarmer, een groen dekzeil als rok, een groene trui en een gek hoedje met een veertje er op op haar kop. Ik durfde ome Arie niet aan te kijken. “Zo, en zitten we thuis ook met onze voeten op de bank?!” bitste het monument. We waren met stomheid geslagen. Ze deed me denken aan een lerares Duits, waar ik als kind al zo onder geleden had. Ome Arie deed een poging tot een verklaring: “Hij zit thuis ook met zijn been omhoog, inderdaad…” Hij werd vernietigend aangekeken. Vervolgens kreeg ik er van langs: “Jicht, zeker? Dat krijg je van al dat vlees eten! Wij….” ze wees op het scharminkel aan de andere kant van het touwtje en zichzelf, “Doen daar niet aan mee, wij zijn vegetariër!” Het hondje keek inderdaad behoorlijk besodemietert. Ome Arie blies een wolkje uit en zei tegen mij: “Daarom issie zeker zo klein gebleven !” De dame wilde boos doorlopen, maar het touwtje bleef strak staan: ons vegetarische hondje bolde zijn ruggetje en er kwam een groenige substantie van onder het staartje. De dame pakte een zakje om het hoopje op te ruimen. “Dat is toch zo’n mexicaans hondje, mevrouw, zo’n Chihuahua?” Het klonk verdacht vriendelijk. De boswachter knikte: “Dat klopt, valt me mee, dat je dat weet!” Ome Arie trok nog eens aan zijn pijp: “Dat zie ik, mevrouw!” De dame was inmiddels weer overeind gekomen met het zakje vol groene hoop. Ome Arie wees er met zijn pijp naar: “Dat zie ik aan de uitwerpselen van het dier.” Hij klonk heel stellig. De boswachter keek verbaasd en trok haar ongelukkig vegetarische viervoeter boos mee, toen ome Arie heel droog zijn zin afmaakte: “Kakkemole, mevrouw, pure kakkemole…”
Bonbons
Theateshow
Mist
Nachtmerrie
Er scheen een bleek winterzonnetje op ons bankje bij de haven. Van ome Arie was nog geen spoor te bekennen. Ik ging op mijn vertrouwde plek zitten, pakte mijn pijp en begon deze te stoppen met heerlijke tabak. Een kerstcadeautje. Niet veel later kwam mijn vriend uiterst langzaam aangefietst. En dat met een superdeluxe elektrische fiets! Hij stapte nogal stijf af, stalde zijn ijzeren ros achter ons bankje, pakte zijn rookgenot uit zijn fietstas, groette en ging moeizaam zitten. “Goeiemorgen, ome Arie!”, beantwoordde ik zijn groet, “Slecht geslapen?” Hij knikte; “Op de bank, want Riek had last van de winderigheid. Dat ik op de bank slaap is bij ons vast gebruik na het genot van Riek’s overigens voortreffelijke snert!” Ik knikte begrijpend en stak mijn pijp op, maar vroeg me toch iets af: “Maar, ome Arie, als veeboer ben je toch wel gewend aan een beetje mestlucht?” Hij keek verbaasd opzij: “Ik heb er ook geen last van! Riek heeft er last van…” Nu viel bij mij het kwartje. De oude boer zuchtte: “Vroeger kon ik het nog wel eens ophouden en met samengeknepen billen naar het toilet rennen om te ontluchten, maar alles wordt slapper, meneer Ype…” Hij zweeg even en blies een wolkje rook uit. Ik begreep, dat dit een beetje gênant onderwerp voor hem was, daarom besloot ik subtiel van onderwerp te veranderen. Het weer, dat leek me een veilige optie: “Wat een wind, gisteren, hè, ome Arie?” Terwijl ik het zei, besefte ik pas, dat dit een wat onhandige woordkeuze was. Gelukkig leek het hem niet te deren. Hij rookte rustig zijn pijp en dacht klaarblijkelijk na hoe hij zijn verhaal zou vervolgen. “Normaal slaap ik prima op de bank, maar gisteravond leek de erwtensoep niet goed te vallen. Uiteindelijk viel ik in slaap door te denken aan de oude Friesche staartklok, die bij mijn opa en oma in de ‘mooie kamer’ in hun boerenstee stond. Een enorm uurwerk, dat in mijn kinderogen echt immens groot leek. Mijn oma poetste de uurwerkkast iedere week helemaal op, zodat je jezelf erin kon spiegelen en één keer per jaar kwam dhr. Onderdelinden om het uurwerk te smeren en alles weer goed af te stellen. Hij wist zelfs hoe de maanstanden afgesteld moesten worden!” Hij klonk nog steeds vol bewondering en keek me aan: “Echt, meneer Ype, de maanstanden waren op die klok zichtbaar. In de wijzerplaat zat een venstertje waarachter alle maanstanden voorbij gingen. Als klein ventje vond ik dat het summum van techniek!” Hij stak zijn door dit lange relaas gedoofde pijp weer aan. “Door het rustige monotone donkere tikken van deze klok leek de tijd te vertragen. Minuten leken uren, uren leken dagen. Door alleen al te denken aan dit geluid sliep ik dus in.” Hij blies een wolkje de lucht in en ook ik genoot van mijn pijp. “Maar toen kreeg ik een nachtmerrie…” Hij zweeg even om het effect te versterken, maar ook omdat een scooter hard knetterend achter ons voorbij reed. Nadat de rust in het haventje was wedergekeerd, vervolgde hij zijn verhaal: “Ik droomde, dat ik om die maantjes beter te kunnen bekijken er zelfs het houten keukentrapje uit de stal bij had gehaald. Totdat opa me betrapte en boos dat trapje weggooide. Volgens hem zat daar houtworm in en derhalve te gevaarlijk om nog langer op te gaan staan.” Hij keek me nu verdrietig aan. “Dat kon ik toch ook niet weten?” Ik schudde mijn hoofd, vooral om hem te steunen, want veel begreep ik er niet van. “Toen ik een paar weken later met mijn broertje Dirk in de mooie kamer met autootjes aan het spelen was, kwam ons favoriete model, een klein bulldozertje, tegen een poot van de Friesche staartklok. Die poot verkruimelde: wellicht was deze door een uit het keukentrapje geëmigreerde parasiet getransformeerd in losse pulp. Daarop begon de klok tergend langzaam voorover te vallen…” Ik hing nu aan zijn lippen. “Wij dreigden onder het enorme gevaarte verpletterd te worden, maar gelukkig kon ik juist op tijd opzij rollen.” Ik zuchtte van verlichting, maar was toch bezorgd: “En Dirk, kon Dirk nog op tijd wegkomen?” Ome Arie haalde met een pijnlijk gezicht zijn schouders op: “Dat weet ik niet, want toen werd ik naast de bank wakker, badend in het zweet en met pijn in mijn rug en in mijn schouder!” Ik keek waarschijnlijk nogal dom, want de oude veeboer schoot in de lach.