Rugpijn

Toen ik ‘ons’ bankje bij het haventje van het prachtige Oud-Beijerland naderde zag ik dat ome Arie in gesprek was met een dame in een scootmobiel. Alhoewel: van een echte dialoog was geen sprake, want schoonzus Agaath was niet zo’n goed luisteraar. Ze had mij gezien, dus ik kon niet door-scooteren en net doen of mijn neus bloedde. Met lichte tegenzin stalde ik mijn vervoermiddel en nam plaats, pakte mijn pijp en deed erg mijn best deze zo traag mogelijk en vol aandacht te stoppen om maar niet in het gesprek van ome Arie en Agaath betrokken te raken. Tevergeefs. Ome Arie keek me telkens om hulp smekend aan en ik kreeg medelijden met hem. Hij had de grote fout gemaakt door goedbedoeld aan haar te vragen hoe het met haar ging. En dat was niet zo handig, want natuurlijk ging het niet goed met haar. Er volgde een opsomming van kwalen met daarbij een waslijst van onderzoeks getallen die werden gebracht, als onderstreping van de ernst van de zaken. “De saturatie was rond de 85, dus je begrijpt, dat de toestand zéér kritisch was, zeker wanneer je bedenkt, dat de suiker hoger dan 25, en de bezinking wel 45 was!” Ze keek er zeer ernstig bij, opdat wij wel moesten beseffen, dat het een wonder was, dat ze onze rust bij de haven nog kon komen verstoren. “En dan heb ik het nog niet eens over de rug.” Notoire patiënten spreken vaak over de rug of de maag in plaats van over mijn rug of mijn maag. “Daar weet meneer Ype alles van, die is fysiotherapeut!” verraadde ome Arie me. Ik probeerde een gedwongen deelname aan de conversatie nog te voorkomen door er op te wijzen, dat ik gepensioneerd was, maar het kwaad was al geschied. Schoonzus Agaath bracht haar scootmobiel in beweging mijn kant op. Ome Arie stak gniffelend zijn uitgedoofde pijp opnieuw aan en leunde achterover, blij, dat zijn schoonzus een nieuw slachtoffer voor haar klaagzang had gevonden. “Vooral hier onderin doet het veel pijn, u weet vast wel wat het dan is…” ze neigde voorover in haar karretje en wees nogal vaag op een plek achter op haar rug, onderwijl vragend mijn kant opkijkend. Ik onderdrukte met moeite een diepe zucht: “Daar kan ik niet echt een goed antwoord op geven, vrees ik. Daarvoor zou ik u nader moeten onderzoeken!” Ze leunde teleurgesteld weer achterover. Ome Arie stond met een grijns op, deed zijn jas uit, spreidde die over ons bankje en grijnsde: “Dat kunt u misschien gelijk even doen, meneer Ype!” Om zich vervolgens tot zijn schoonzus te wenden: “Als jij je nu even uitkleedt en hier gaat liggen kan onze fysiotherapeut je direct helpen!” Ik schoot in de lach. Agaath keek haar zwager en mij beurtelings vernietigend aan. Als blikken konden doden! “Vervelende kerels! Ik ga wel naar mijn eigen therapeut…”, bromde ze, terwijl ze snel wegreed, ome Arie en mij schaterend achterlatend.