Otto

Achter ons bankje aan de haven stond de fiets van ome Arie te blinken. De best wel grote jongen had dus zijn woord gehouden. (Zie verhaal: Sprookje)
De oude baas zat tevreden zijn pijpje te stoppen, waaruit bleek, dat hij er ook nog maar net was. Ik volgde zijn voorbeeld na de gebruikelijke begroeting: “goeiemorgen!”
Zo zaten we samen te genieten van het weer, het uitzicht en de rust. Tot we het boze geklikklak van hoge poten op hoge hakken hoorden naderen. Ome Arie keek om en schrok. “Oh, jee, daar zul je Katho de Verschrikkelijke hebben!” Een dame kwam, zo te zien nogal nijdig, op ons af gebeend, voor zover iemand met hoge hakken kan benen. Ik keek ome Arie verbaasd aan: “Cato de Verschrikkelijke?” herhaalde ik. Hij knikte: “Wat mij betreft met een K en een H. Het summum van negativiteit. Dit is Agaath in het kwadraat!” Ik had inmiddels begrepen, dat schoonzus Agaath niet ome Arie’s favoriet was, dus het moest wel erg zijn…” ‘Agaath in het kwadraat’ liet er geen gras over groeien: “Zo, eindelijk tref ik je een keer!” Ome Arie keek verbaasd mijn kant op, maar zei niets. “Ik vind het een schande, dat je kinderen onzinnige sprookjes vertelt, terwijl je ook nog zit te roken!” Ze stond nu voor hem met haar handen strijdbaar in haar zij. Ome Arie trok aan zijn pijp en zei niets. “Nee, daar heb je niks op te zeggen, zeker!” Nu priemde een boos vingertje mijn kant op: “Met die mooie vriend van je, die al die onzin opschrijft en publiceert op facebook en op zijn website (swartboek.nl red.), en er bovendien ook nog met zo’n stinkpijp bij zit!” Nu keek ik beteuterd ome Arie aan, die als een soort verontschuldiging zijn schouders optrok.
“Mijn Otto is acht jaar. En dan hiermee geconfronteerd worden!” Uit haar gebaar bleek, dat ze ons beiden bedoelde. Wij keken omlaag. Ik naar mijn sloffen, ome Arie naar zijn klompen. “Maar, eh…” schutterde ik, na een korte, beklemmende stilte: “wat is er dan mis met zo’n onschuldig verhaaltje?” Ome Arie schudde zijn oude kop om aan te geven, dat mijn vraag uiterst onverstandig was, maar het kwaad was al geschied.
“Wat is er mis?” En daarna, nogmaals, maar langzaam doch nadrukkelijk: “Wat is er mis??!!” Een onheilspellende stilte. “Mijn Otto wilde vanmorgen in plaats van water BIER bij zijn eten, omdat water hem ziek zou maken! En hij wil een pijp voor zijn verjaardag!” Ome Arie keek mij aan en toen schoten we in de lach. Cato beende daarop, diep beledigd, weer weg, richting haar Otto, die thuis weigerachtig met een glas water voor zijn neus zat.