Muntjes

Op ons bankje aan de haven zat mijn vriend ietwat ineengedoken zijn pijpje te stoppen. Hij leek wat teneergeslagen. Ik groette hem, ging naast hem zitten en haalde mijn pijp en tabak tevoorschijn. Bij de eerste rookwolk kwam pas zijn antwoord-groet: “Goeiemorgen, meneer Ype.” Hij keek nu  recht voor zich naar de uitgang van het haventje en het daarachter voorbij stromende water in het Spui. Achter ons reden wagentjes van de reinigingsdienst voorbij. Op weg om de laatste sporen van het kermis-vertier van de vorige dagen uit te wissen. Ome Arie zuchtte, ik zuchtte gezellig met hem mee.  De zon scheen. De vogeltjes floten. Een vlaagje geur van pas gemaaid gras overheerste even onze tabak-melange. Redenen genoeg om het leven te vieren.       “De kermis trekt verder, het leven gaat door…” mompelde de oude boer, meer in zichzelf, maar goed hoorbaar. Hij leek een beetje down, iets wat ik totaal niet van hem gewend was. Even bleef het stil.  Hij zuchtte nogmaals en diepte iets uit zijn broekzak. Twee ronde plastic schijfjes. Ik keek hem verbaasd aan, waarop hij, ietwat ongeduldig omdat ik niet direct zag, wat er op die stoere boeren-hand lag, uitlegde: “Botsauto-muntjes!” Hij blies een wolk teleurstelling de lucht in, “Die vond ik vanmorgen in mijn broekzak! Vergeten! En de kermis is vertrokken…” Ik schoot bijna in de lach, maar, wetende, hoe hij met zijn achterkleinzoon had genoten van de kermisattractie, hield ik me goed. “Twee ritten, gewoon nog in mijn broekzak!” mopperde onze gepensioneerde veeboer nog even verder; “Zonde van het geld!”  En een boze rookwolk verliet zijn mond. “Nou, ome Arie, dat valt nog te bezien…” zei ik voorzichtig. Hij keek me vragend aan. “Die botsautootjes komen vast volgend jaar weer terug, toch?” Nu nam ik de tijd voor een trekje aan mijn pijp; “En dan kun je die muntjes vast gewoon weer gebruiken…” Hij keek nog steeds niet begrijpend. Ik ging heel serieus verder: “En met de huidige inflatie zouden die muntjes volgend jaar wel eens véél duurder kunnen zijn!” Hij krabde nu onder zijn pet, nog steeds niet begrijpend. “Dus die ‘bots-coins’ zouden in een jaar tijd wel eens veel meer waard kunnen worden!” Mijn vriend keek nu beurtelings van mijn gezicht naar de plastic muntjes in zijn hand en weer terug. Er kwam een glimlach op zijn verweerde kop, alsof de zon opkwam door de donkere wolken van zijn depressie: “Zo had ik er nog niet over nagedacht, meneer Ype! Dus ik had er misschien nog meer moeten bewaren?” Tevreden stopte hij het bots-geld weer diep in zijn zak en genoot van zijn pijp. En ik genoot mee met een vette grijns op mijn gezicht.