Auteursarchief: Ype
Schipperen
Na een paar hete dagen was het wat koeler. Ome Arie zat zijn pijp al aan te steken toen ik mijn scootertje achter ons bankje aan de haven stalde. In de haven waren een paar jochies druk bezig met een bootje met een aanhangmotor. Ze hadden aan de boeg ook een klein, zo te zien elektromotortje gefabriekt, als een soort boegschroef, en waren bezig steeds aan- en afvaarten te doen. Een vader stond naast ons trots toe te kijken. “Zo leren ze met een boegschroef om te gaan!” Hij glom. Ik vroeg me af of het noodzakelijk was om dit te oefenen, maar hield mijn mond. Ook ome Arie leek met deze stomheid geslagen. Ik stopte mijn pijp. De vader wees op een pompeus motorjacht: “Dan kan hij later dat fraais ook besturen!” Wederom zwegen wij in alle talen. De man verwijderde zich van ons. Mogelijk begreep hij ons onbegrip. Hij wandelde terug naar zijn ‘fraais’. “Vorige week was ik met mijn campertje in Makkum,” zei ik, mijn pijp aanstekend, “Daar kwam een kitsgetuigde (2 masten, de kleinere achterste mast vóór het roer geplaatst) klipperaak binnen. Deze draaide kort voor de kade, waarbij het zijzwaard als spil gebruikt werd, en meerde zonder enig misbaar en boegschroef aan. Bemanning: een schipper en zijn vrouw. Meer niet.” Ome Arie knikte. “Kijk, daar kan ik van genieten!” besloot ik. De jochies waren inmiddels aan het tobben: Het boegschroefje weigerde dienst. Ze waren allebei voor in het bootje bezig met allerlei draadjes, terwijl de ‘hoofdmotor’ rustig door maalde. De beste stuurman aan wal riep nog van alles, maar zijn geschreeuw kon niet voorkomen, dat het stuurloze scheepje zich met redelijke snelheid in zijn ‘fraais’ boorde. Ome Arie kreeg, net als ik, een beetje gemeen grijnsje op zijn gezicht.
WC-papier
Traplift
Femalosofie
Paasklompen
de Sint op zijn retour
Lente
Deze winter was het haventje van Oud-Beijerland, zoals vaak ‘s winters een dooie boel geweest. De sluisdeuren waren dikwijls dicht vanwege het hoge water en wanneer ze wel open waren, bood het Spui een wat nutteloze aanblik. Leeg, want onbevaren, wel stromend, maar ietwat plichtmatig. Ome Arie was, net als ik, deze winter ook minder op ons vaste bankje te vinden. En wanneer we elkaar troffen, rookten we vaak ook zonder veel te zeggen ons pijpje. Ook haast plichtmatig. Ik liet vaak verstek gaan om te genieten van mijn eerste kleinkind. Een duidelijk veel beter alternatief dan pijp te roken op een bankje aan de haven, hoe aangenaam het gezelschap van mijn boeren-vriend ook mocht zijn. Ome Arie, meervoudig opa, begreep dit volkomen. Maar nu de krokussen weer hun kop opstaken en de vogels weer aan het stoeien waren met hun nestmaterialen, had ik weer mijn scootertje van stal gehaald voor een ritje richting onze vaste stek aan het mooie haventje van ons dorp. In de beste stemming in maanden. Ik moest lachen om een dame, die probeerde een start te maken met haar fiets op de ‘vrouwenmanier’: al steppend vaart zien te maken en daarna snel het step-been op de andere trapper zien te krijgen zonder om te vallen. Door de tegenwind stepte ze zich een ongeluk, maar durfde niet aan fietsen te beginnen. Daarbij trok ze een benauwd gezicht, als van een hondje, dat moeilijk kon poepen. Of het haar uiteindelijk gelukt is weet ik niet, ik moest de hoek om. Ik vermoed dat ze uiteindelijk steppend haar bestemming bereikt heeft. Nagenietend bereikte ik mijn bankje van bestemming, alwaar ome Arie me vertelde, dat hij in de winter wel regelmatig ons haventje had bezocht. Ik ging naast hem zitten en stopte mijn pijp. Ik verontschuldigde me na mijn eerste rookwolkje wat stuntelig voor mijn nalatigheid hem vaker op te zoeken, maar zoals hierboven reeds gezegd begreep hij me. “Echte vrienden hoeven zich niet verplicht te voelen, meneer Ype!”, zei hij zacht, en blies een wolkje rook uit. Ik stak mijn pijp op en genoot van weer een mooi moment met mijn dierbare vriend.
Meisje
Meisje
In ons meisje huist een meisje
Een embryonautje op haar eerste ruimtereisje
Dat duikelt en zweeft
En schopt en leeft
Gewichtloos, veilig in het moederschip
In ons meisje zwemt een meisje
In een waterparadijsje
Ze laat haar mama gloeien als een kacheltje
En ons dromen over haar eerste waggeltje
Maar nu schopt ze slechts
En draait van links naar rechts
Ons embryonautje, veilig in mama’s capsule
In ons meisje leeft een meisje
Als ultiem liefdesbewijsje
Ze laat ook oma en opa gloeien van vreugd
Bezorgt ons een beetje eeuwige jeugd
En stiekeme tranen als we mogen voelen
Hoe ze in haar coconnetje ligt te woelen
Tranen van verwachtingsvol geluk
In ons meisje ontluikt het zaadje
Van haar liefdevolle papaatje
Die als rots in de branding
Haar zal helpen bij de landing
Haar zal koesteren als ze moet huilen
En bij wie ze altijd zal kunnen schuilen.
Veilig in zijn zachte sterke armen
In ons meisje schuilt de toekomst, het geluk
Van ons allemaal, stuk voor stuk
De hoop van morgen
Met ook de toekomst-zorgen
Waarvoor we ons samen sterk moeten maken…
In ons meisje groeit een meisje!
Opa Ype