Helm
Sigarenkistje
De gevoeligheid voor onze pijp- rookverslaving is klimaat afhankelijk. Ten eerste neemt onze rookbehoefte evenredig af met de temperatuur (wanneer het vriest is de behoefte vrijwel gelijk aan nul) ten tweede is zij omgekeerd evenredig aan de vochtigheid. Hoe natter, hoe minder trek in een pijpje.
Bij ongunstige omstandigheden zoeken wij onze toevlucht tot ‘Barona’, eh… , ‘De heeren van Beijerland’.
Het was tien graden en droog, dus ik zat tevreden op ons bankje aan het mooie haventje van ons dorp mijn pijpje te stoppen. Van ome Arie was nog geen spoor te bekennen. Het was eb. De plezierjachtjes lagen laag onder de kademuren. De open sluisdeur bood een nauwe blik op het op het oog rustige water van het Spui.
Ik was zo in gedachten, dat ik niet eens in de gaten had, dat achter mij ome Arie zijn fiets stalde. Eerst toen de oude baas plaats nam op het gemeente-meubilair en mij met zijn karakteristieke zware stem “goeiemorgen!” wenste, merkte ik hem op. “Goeiemorgen!” groette ik hem terug, mijn pijp aanstekend.
Zo zaten we even zwijgend elkaar gezelschap te houden. Ik genoot van mijn pijpje, terwijl ome Arie nog druk doende was tabak in het zijne te stoppen met zijn grote boeren kolenschoppen. Ik glimlachte; Het was me nooit eerder opgevallen dat dit best een koddig gezicht was. Die dikke vingers die behoedzaam plukjes tabak in het kleine openingetje van het kromme pijpje propten.
Niet veel later stegen de eerste geurige rookwolken de lucht in. De wind blies het aroma mijn kant op en ik snoof het met mijn ogen dicht binnen. Heerlijk!
“Ome Cor is dood!”
Deze opmerking van mijn vriend was funest voor het moment. Ik was direct weer bij de les. Ome Cor was onderwerp van mijn verhaal ‘verjaardagscadeau’ in mijn bundel ‘De erfenis van ome Arie’ (hoofdstuk 128).
In dat verhaal beschreef ik hoe de oom van ome Arie laatstgenoemde feliciteerde met diens verjaardag en hem met een groots gebaar een twee-eurostuk overhandigde. En hoe ome Arie dat cadeau dan even later weer terug smokkelde in het sigarenkistje waarop met zwierige letters de tekst ‘verjaardagen’ stond. Omdat ome Arie’s oom en tante het niet zo breed hadden.
“En tante Co is naar een verpleeghuis. Helemaal in de war.” Ome Arie was duidelijk aangeslagen. “Je zult zien, dat die ons binnenkort ook gaat verlaten…”
Even bleef het stil. De boodschap moest even indalen. Ik blies een klein wolkje uit en knikte. “Dat zie je inderdaad vaak. Mensen, die al zo lang bij elkaar zijn…” En weer viel er even een stilte. Ik keek opzij en probeerde de sfeer wat te ‘ontsomberen”: “Dus geen verjaardagscadeaus meer, mijn beste!” Het hielp. Ome Arie moest glimlachen: “We moesten natuurlijk hun huisje opruimen en weet je, hoeveel geld er in dat sigarenkistje bleek te zitten?” Ik wist het natuurlijk niet. “2345,75 euro!” Ik schoot in de lach: “En jij maar iedere keer je twee eurostuk en wat extra’s in dat kistje terugdoen!” Hij lachte nu ook: “Het bleek, dat zowat iedereen in de familie dat deed!”
Een familie om trots op te zijn.
Influencer
Voorzitter
De jaarlijkse kerstinkopen waren bijna gedaan. Ik zat buiten de AH te wachten op mijn lief, die nog even bieslook moest halen. Opeens hoorde ik een bekende stem achter me: “goeiemiddag!” Ome Arie. Hij ging naast me zitten en pakte zijn pijp. Ik twijfelde over een pijpje, want hoe lang kon de aanschaf van een struik bieslook nou helemaal duren? De geur van ome Arie’s eerste rookwolkje deden me toch tot een pijpje besluiten. Het was druk. Mensen liepen af en aan en de bomvolle boodschappenkarren vormden een defilé van overvloed voor ons langs. Iemand kwam op me af en feliciteerde me met mijn voorzitterschap van voetbalvereniging ‘Zinkwegse Boys’. Ome Arie keek even opzij. Hij had een beetje spottende grijns op zijn verweerde kop: “Voorzitter?” Ik knikte. Het bleef even stil. Ome Arie rookte zijn pijp en ik zocht naar woorden. Want waarom kreeg ik felicitaties terwijl ik in mijn rol als voorzitter nog niks had gedaan? Die complimenten horen te gaan naar al die ‘stille krachten’ op de achtergrond: mensen, die de w.c.’s schoonmaken, die de ballen uit de sloot halen, die wedstrijden leiden, die in de keuken friet bakken, die klussen voor de club, die… Het zijn er teveel om op te noemen. Die verdienen felicitaties. Ome Arie keek weer opzij: “Onwennig?” Ik knikte. Ome Arie keek weer de haven in. Ik rookte mijn pijp en werd opeens heel warm van binnen, omdat ik terugdacht aan vrijdagochtend. Één van mijn eerste acties als voorzitter was het opnemen van de schade na een inbraak in de kantine. Terwijl iedereen druk doende was met opruimen en herstellen van het deurslot zat ik samen met Cees Bakker wat verlaten aan een tafel. Op dat moment kwamen er een aantal jongens van de dagbesteding aan de eerste kruisweg, waaronder een paar van het G-team, langs. Ze gingen lege flessen in de glasbak gooien. Met z’n achten en een begeleidster. Cees Bakker maakte een praatje en een ‘plaagje’ met Richard, een echte Zinkwegse Boy. En wees op mij: “Richard, dat is de nieuwe voorzitter!” Ons medelid kreeg een grote lach op zijn gezicht, stormde op me af en gaf me een welgemeende dikke, natte zoen bovenop mijn kop. De mooiste felicitatie van allemaal!
Gizmo
Een herfstwindje probeerde het vlammetje van mijn pijpaansteker uit te blazen. Dat lukte een aantal keren, maar uiteindelijk won mijn vlammenwerpertje het en vatte de geurige tabak toch vlam. ‘Ons’ bankje aan de haven was verder nog leeg. Ik was vroeg van huis gegaan. Vol gedachten had ik niet eens in de gaten, dat ome Arie zijn fiets achter ‘ons’ bankje stalde. “Goeiemorgen, meneer Ype!”, wekte hij me vrolijk uit mijn afwezigheid. “Goeiemorgen, ome Arie!”, antwoordde ik. Mogelijk klonk ik niet echt vrolijk. Hij fronste even zijn belegen kop, reageerde niet, ging zitten en pakte zijn pijp. Echte vrienden weten wanneer ze even hun kop moeten houden. We hadden afscheid moeten nemen van ons oude hondje. Ouderdom. Ze was blind, doof, dement en at al enige weken amper meer. Mijn lief had van alles geprobeerd: leverworst, vers vlees, brie en alles, waar ze anders gek op was, tot kibbeling toe. Het mocht niet baten. Omdat ze altijd zo’n last van wagenziekte had, hadden we de dierenarts gevraagd aan huis te komen voor haar einde. De man deed op een keurige wijze wat gedaan moest worden. Laat in de middag hadden we het stoffelijke overschotje van onze Gizmo naar het dierencrematorium gebracht en daarna thuis een borrel op het liefste hondje ooit genomen.
Ome Arie blies een grote wolk rook uit. We zwegen, hetgeen voor mij voelde als een grote verbondenheid.
Peren
Het ingenieuze apparaatje had onverbiddelijk vastgesteld, dat ik voor het genot van mijn pijpje een aantal dagen niet verder het huis uit zou mogen dan naar mijn balkon. Ik had derhalve ome Arie ook moeten missen. Gelukkig werd mijn vrijlating, enige dagen later, begeleid door een zonnetje en een haast zomerse temperatuur. Mijn vriend, welke ik na de test telefonisch op de hoogte had gesteld van het ‘positieve’ nieuws, was ook blij me na de quarantainetijd weer te zien: “Goeiemorgen, meneer Ype!”, klonk het, iets enthousiaster dan anders. Hij stak de brand in zijn pijp en blies een grote wolk rook uit. Het haventje lag er roerloos bij, het was een doordeweekse dag en het vaarseizoen liep op zijn eind. Ik volgde ome Arie’s voorbeeld en stopte mijn pijp. “Ik ben blij, dat ik weer vrij ben”, zuchtte ik. Alsof ik in de bajes had gezeten… “Ik verveelde me dood!” De oude boer knikte begrijpend. Ik snoof de geur van de vrijheid nog eens diep op. “De geur van de herfst. Doet me denken aan mijn jeugd, wanneer ik met mijn bootje zeilde tussen de rietkragen van de Biesbosch. Heerlijk, het naseizoen: alleen op het water.” In gedachten voelde ik weer het intense geluk van toen. Ome Arie knikte en we bliezen simultaan een wolkje uit. Ik keek opzij: “Heb jij ook mooie herinneringen aan de herfst, ome Arie?” De oude baas knikte: “Ik had geen bootje, maar had dat goed kunnen gebruiken!” Hij kreeg een glimlach op zijn verweerde kop; “Want tussen ons en de boomgaard van buurman Barend lag een brede sloot. Te breed. Daardoor waren de appeltjes en vooral de heerlijke sappige peren voor ons lange tijd onbereikbaar.” Ik knikte: “Een ware tantaluskwelling, dus…” Onze gepensioneerde veeboer keek me even ietwat bestraffend aan, omdat ik weer eens de wijsneus probeerde uit te hangen. “Op een dag vonden we tot onze grote vreugde een stevige lange stok. Daarmee konden we ‘slootje piepen’!” Hij zag het weer voor zich. “Eerst oefenden we op het droge. En we sprongen steeds verder. Daarna over een smal slootje. Ook dat was geen probleem. Maar toen het ultieme doel: de peren van buurman Barend!” Ik hing aan zijn lippen. “We namen een lange aanloop en haalden precies de overkant. Daar plukten we onze zakken vol heerlijke peren!” Het water liep hem aan zijn gelukzalige gezicht te zien nog in de mond. “Maar toen moesten we terug. Dat ging minder goed: de combinatie van een te korte aanloop wegens ruimtegebrek en overgewicht wegens de peren deed ons jammerlijk falen. De terugreis eindigde midden in de sloot!” Ik zag het voor me en schoot in de lach: “Daar was je moeder niet blij mee, vermoed ik?” De oude baas kon er nu wel om lachen. “Het natte pak was niet het ergste, maar toen ze de peren in mijn zakken vond, waren de rapen gaar. Ik mocht niet meer naar buiten en moest voor straf schoenen poetsen!” Ik knikte en vond de straf nog redelijk mild. “In mijn pyjama. Want ze wist, dat ik ‘m anders zou smeren. Dus ik poetste schoenen. Van de hele familie. Alleen, in de bijkeuken…” Hij klonk haast zielig. “Tot mijn vader thuiskwam. Toen moest ik gelijk naar bed, zonder eten!” Deze wending in zijn verhaal had ik niet aan zien komen, dus ik keek verbaasd opzij. “Ik had, zoals gezegd, alle schoenen gepoetst. Vader vond het echter minder geslaagd, dat ik ook zijn stoffen pantoffels en zijn zondagse klompen had gepoetst. Met bruine schoensmeer…” Ik schoot in de lach. Ome Arie kon er ook wel om lachen. “Gelukkig wist ik nog twee van die heerlijke peren mee te smokkelen, dus ik heb die avond niet echt honger geleden!”