Na enige dagen vakantie zat ik op ons bankje aan de haven te genieten van mijn in Sas van Gent aangeschafte nieuwe pijpje. Ome Arie kwam, juist nadat ik mijn eerste wolkjes genietend had uitgeblazen, de hoek om. Hij stalde zijn fiets achter onze vaste plek bij de mooie haven van ons dorp. “Goeiemorgen, meneer Ype!”, begroette hij. Ik groette terug. Hij ging ook op ons bankje zitten en stopte zijn pijpje. Het was nogal winderig, dus het aansteken van zijn rookgenot ging niet simpel. Uiteindelijk lukte het. Grote witte wolken kwamen uit zijn mond. Tevreden leunde hij achterover. Een paar jonge meiden vlogen op een fatbike voorbij. Ome Arie keek ze na, schudde zijn grijze kop, maar leverde verder geen commentaar. Het heeft geen zin je te ergeren aan de gang van zaken, wanneer je deze toch niet kunt beïnvloeden. “Hoe was uw vakantie?” Ik dacht even na. Er viel niet veel te vertellen. We waren met ons campertje richting Zeeuws-Vlaanderen gereden, vervolgens België in, om vervolgens via Frankrijk weer snel naar huis te rijden. Dit alles duurde een dag of zes. Lang genoeg. Ik zat onderweg iedere avond voor mijn camper met enige weemoed aan ons bankje bij de haven te denken, terwijl ik mijn pijpje pafte. Maar dat ging ik niet allemaal vertellen. “Wel goed,” antwoordde ik. Het bleef even stil. “Blij, dat ik weer terug ben, ome Arie!” De aangesprokene keek opzij met een vragende blik. Ik glimlachte: “Begrijp me niet verkeerd, maar het mooiste moment van een reis is toch de eerste nacht weer thuis in je eigen bed!” De oude veeboer begreep het. De jonge meiden waren teruggekomen, hadden hun fatbikes zorgvuldig met dikke kettingen en enorme hangsloten aan een ijzeren fietsenrek vastgemaakt en zaten nu patat te eten. Ome Arie zag het ook. “En de patat is hier veel beter,” zei ik, “We kregen in Oostburg frites voor ons neergezet met een enorme berg mayonaise er overheen en een los zakje zout er bij.” Ome Arie kreeg een glimlach op zijn gezicht: “Dus hij was het zout vergeten en kon dat moeilijk over de frites-saus heen gooien!” Waarschijnlijk de juiste conclusie. Ook had deze Guust Flater de frites veel te hard gebakken. In die mate, dat het meegeleverde houten vorkje bij de eerste prik-poging direct afbrak. Hopeloos. “We hebben deze bakken ellende in de kliko gegooid. Klagen leek zinloos. Deze pipo gaat het toch nooit leren.” Ome Arie begreep het: “Zoals nog steeds bijna alle frietbakkers het restje frites, dat in de uitschepbak is achtergebleven, op het laatst teruggooien in het hete vet met als resultaat van die keiharde zwarte patatjes. Niet te eten en erg ongezond!” De meiden hadden hun patatjes wel met smaak opgegeten. Ze vertrokken tevreden op hun vette fietsen.