Stroom

Er was alweer bijna een week voorbij gegaan zonder dat ik ome Arie had gezien. Wellicht weerhield zijn (vermeende) status van ‘bekende Hoeksche Waarder’ hem ervan zijn ochtendpijpje te komen roken op ‘ons’ bankje aan het fraaie haventje van Oud-Beijerland.
Het speet mij wel, dat ik nu zonder gesprekspartner zat te roken. Het was net of mijn pijp minder goed trok ondanks dat ik deze gisteren nog zorgvuldig had schoongemaakt. Ik besloot de rook-poging te beëindigen en stapte op mijn scootertje voor een ‘stukkie Hoeksche Waard’, mezelf voornemend een keer bij mijn vriend langs te gaan.
Ik reed langs het Spui richting Heinenoord toen mijn trillende broekzak een telefoonoproep aangaf. Het lawaai van mijn vervoermiddel had de ringtoon overstemd. Ik stopte. Het was ome Arie. Alsof hij mijn zorg had gevoeld. Uit het telefoongesprek bleek, dat hij zijn toevlucht had gezocht bij ‘Klein Profijt’, het natuurbezoekerscentrum van stichting Hoeksche Waards Landschap. Ik was daar net langs gereden. Ik draaide mijn scootertje en ging er naar toe. Onze gepensioneerde veeboer zat met zijn vertrouwde pijp in zijn mond, pet op zijn kop en klompen aan zijn geitenwollen voeten te genieten van het uitzicht. Hij begroette me enthousiast. Ik keek rond naar iemand bij wie ik een bakkie koffie kon bestellen. Ome Arie begreep mijn zoekende blik: ” Ze is verse koffie aan het zetten”. Ik ging zitten en pakte mijn tabak. Het uitzicht op de kruising van het Spui met de Oude Maas was geweldig. Een zichtbaar oud motorbootje zwoegde tegen de sterke stroom op. Ik stopte mijn pijp en genoot van het eerste trekje. “Een redelijk alternatief voor ons bankje aan de haven, ome Arie!” prees ik. De aangesprokene glimlachte: “En hier kennen ze me nog niet!” Het leven van een bekende Hoeksche Waarder is niet altijd eenvoudig, dacht ik, ook met een grijns op mijn gezicht. Het terras was verder leeg op één heer van middelbare leeftijd na. Ik groette hem. Hij beantwoordde mijn groet. Op dat moment kwam de vrijwilligster van het bezoekerscentrum naar buiten met een blad met koffie. Ze zette er één voor ome Arie op tafel met een vriendelijk: “Alstublieft, ome Arie!” Ik schoot in de lach, vooral om het verbouwereerde gezicht van onze bekende Beijerlander. Ik bestelde ook een koffie, waarop de dame direct een kop troost voor me op tafel zette. “Zo snel heb ik nog nooit een bestelling gekregen!” Ze lachte; “Die was eigenlijk voor mezelf bedoeld!” Ze bracht de derde kop naar de andere bezoeker, die nu iets aan het schrijven was. Ze haalde voor zichzelf ook en ging bij hem aan het tafeltje zitten. “Nog druk vandaag?” De man nam een slok, haalde zijn schouders op: “Ach, ik ga naar waar de stroom me heen brengt!” Ome Arie keek me aan en ik begreep meteen waar hij aan dacht:
Ongeveer een jaar geleden was er op een zonnige dag een oudere man met enorme bakkebaarden naast ons op het bankje aan de haven komen zitten. Hij had zijn kleine schipperspijpje gepakt en dit gestopt met Coopvaert-tabak. Pas daarna had hij ons gegroet en met het korte pijpensteeltje gewezen: “Da’s mijn schip.” Aan de andere kant van de haven had een prachtige motorvlet met een enorme leguaan en dikke kabelaring gelegen. ‘Le Grand Marnier’ had erop gestaan. “Sinds de dood van mijn vrouw is dat mijn huis.” Hij had de brand in zijn pijp gestoken. “En ga ik naar waar de stroom me heen brengt.” Hij had een wolk uitgeblazen als rook uit een stoomboot. “Ik heb in mijn leven genoeg tegen de stroom op moeten zwoegen. Daar heb ik geen zin meer in. Ik heb alles tot zelfs mijn huis verkocht. Te veel herinneringen.” Hij had even zwijgend zijn Coopvaert gerookt. Ome Arie had uiteindelijk de wat ongemakkelijke stilte verbroken: “Waar komt die naam vandaan, ‘Le Grand Marnier’?” De schipper had geen spier vertrokken: “Die marinier heeft mijn vrouw eronder gekregen, iets wat mij nooit gelukt is!” Ik had ome Arie aangekeken en ome Arie had mij aangekeken; we begrepen er niets van. “Eronder?” had ik gestameld. “Onder de groene zoden!” Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. We hadden direct begrepen dat de alcohol in de Grand Marnier (sinaasappellikeur) haar fataal moest zijn geworden. “Van de levensverzekering heb ik mede die beauty…”, hij had weer naar de vlet gewezen, “…kunnen kopen!” Vervolgens was hij met zijn pijp in zijn mondhoek en zijn ruwe handen op zijn rug terug gewandeld naar zijn nieuwe liefde.
Inmiddels had de man aan het tafeltje bij het bezoekerscentrum zijn koffie op. Hij trok een jas aan, waar met grote letters de naam van het energiebedrijf op stond. Terwijl hij wegliep zuchtte de dame van ‘Klein Profijt’: “Gelukkig weer stroom. Toen die vanmorgen uitviel en ik geen koffie meer kon zetten, stroomde mijn terras binnen no-time helemaal leeg!” Ze zag, dat onze kopjes leeg waren. “Nog een bakkie, heren?”