Theateshow

Voor het eerst in lange tijd was er weer een, zij het flauw, zonnetje. Ome Arie stak net zijn pijp op toen ik mijn scootertje achter ons bankje parkeerde. Onze vriend was niet alleen; neef Tinus zat naast hem en praatte honderduit. Ik pakte mijn rookwaren, groette beide heren en nam plaats op de andere zijde van het gemeente-meubilair. Tinus leek gemeend blij me te zien: “Goeiemorgen, meneer Ype, fijn dat u er bent!” Hij stond op en nodigde me uit op zijn plekkie plaats te nemen. Ik keek verbaasd ome Arie aan, die even verbaasd terug keek. “Gaat u hier zitten, dan kan ik jullie een voorproefje geven van mijn theatershow!” Hij ging voor ons staan. Ome Arie keek mij verontschuldigend aan: “Na de ietwat beschamende nieuwjaarsreceptie heeft hij het licht gezien…” (zie eerder verhaal op swartboek.nl) en trok zijn schouders op ten teken, dat het hem ook volledig onduidelijk was. “Zo’n stoffig baantje in driedelig grijs is niks voor mij! Ik wordt standup comedian!” Ome Arie mompelde nog iets in de trant van: “nou, driedelig….” En luider: “Maar alle theaters zijn nog dicht, toch?” De knul liet zich zijn enthousiasme niet ontnemen: “Die gaan wel weer open en ik ben nog bezig met de inhoud. Een naam voor de show heb ik al: NITUS!” Hij keek ons beurtelings verwachtingsvol aan. Ome Arie vertrok geen spier, ik schoot in de lach. “Goed, toch? Een omdraaiing van mijn naam!” Nog steeds vertrok onze veeboer geen spier, terwijl ik wist, dat hij onze komiek al zeker twee jaar zo noemde. Tot overmaat van ramp zei hij ook nog, doodserieus: “Hoe kóm je er op!” Tinus boog voor zijn oom: “Zie je, jullie vinden het nu al wat! En daar jullie toch niks beters te doen hebben kan ik mijn teksten mooi op jullie uitproberen!” Hij schraapte zijn keel. Ome Arie zuchtte en zocht troost in zijn pijp. Ook ik vreesde het ergste en blies een wanhopig wolkje uit.
“Kwam ik laatst bij mijn tandarts, een Griek met een enorme neus, krijg ik een preek, omdat hij zei te kunnen zien, dat ik een tijdlang mijn tanden niet gepoetst had…” De komiek keek even beurtelings naar mij en naar ome Arie. “Hij was onverbiddelijk: ik kreeg een poetsboete. Ze noemen dat mondverzorgings-instructie. € 59,75!” Wij lachten niet. “Zelfs toen ik zei, dat ik drie weken met corona op mijn buik op de IC had gelegen en niet had meegekregen of er iemand op zijn rug liggend onder mijn bed mijn tanden had geprobeerd te poetsen, je weet wel; als een automonteur op zo’n plankje met wieltjes, was hij niet te vermurwen.” Ome Arie keek mij aan, ik keek ome Arie aan. We lachten beleefd. Ons talent werd een beetje nerveus. “Toen hij klaar was, deed hij zijn mondkapje, vanwege die giga-neus meer een ggd-tent, af, kijk ik zo in die twee corona teststraten. Gigantisch! Dat red je niet met een simpel wattenstaafje. Daar heb je formaatje pléborstel voor nodig!” Het publiek lachte wederom beleefd. Tinus leek het op te geven, maar deed nog één wanhopige poging: “En wanneer die gast coke snuift, is zijn mondkapje meer een party-tent…” Ome Arie lachte nu echt en pakte zijn portemonnee: “Hier, Tinus van ’t Hek, € 60,- voor je poetsboete!” De cabaretier keek nu heel besodemietert, maar stopte de tegemoetkoming maar wat graag in zijn zak en fietste, toch wat teleurgesteld, weg op zijn krakende oude damesfiets. Toen lachten wij wel…