Mist

Er hing een dichte mist over ons haventje. Van de bootjes, die niet voor onderhoud uit het water gehaald waren, was niets te zien. Na enig zoeken ontwaarde ik de unieke contour van onze boerenbejaarde. Met de karakteristieke pet en pijp. Ik schoot in de lach, want het was net of de rook uit zijn pijp de basis vormde voor de grijze wolk over ons dorp. Hij groette me, waarschijnlijk meer omdat hij me hoorde dan dat’ie me zag: “goeiemiddag, meneer Ype, wat een klein wereldje is het, vindt u niet?” Ik knikte, maar of hij dat zag? “Ik heb een hekel aan mist, je word er chagrijnig van en het is levensgevaarlijk voor boeren…” “Toch niet alleen voor boeren, ome Arie?” Corrigeerde ik voorzichtig. Hij trok aan zijn pijp. “Vooràl voor boeren!” Vervolgde hij, mij ietwat streng aankijken. Ik besloot niet tegen te stribbelen. “Je rijdt met ploegen zomaar pardoes de sloot in met de trekker, wanneer je geen hand voor ogen ziet!” Daar kon ik me wat bij voorstellen. “Maar dit is nog niks, meneer Ype!” Ik keek hem vragend aan. “Jaren geleden, toen we nog geen GPS en dergelijke hadden, was ik eens aan het ploegen in een potdichte mist. Echt, je zag geen hand voor ogen en het schoot niet echt op, omdat ik bang was voor die sloot, die ergens voor me moest liggen. Bij het minste of geringste vermoeden daarover stopte ik en liep voetje voor voetje vooruit om te kijken, nou meer voelen, hoever ik nog door kon gaan. Het was doodeng!” Hij blies een wolkje rook uit. “Het was natuurlijk gekkenwerk, maar er was vorst voorspeld, en dan wilde ik alles geploegd hebben, dat begrijpt u wel.” Dat ik dat begreep viel tegen, maar ik knikte op goed geluk van wel. “Uiteindelijk had ik de sloot gevonden en had de trekker met de ploeg gedraaid. Ik besloot even een bakkie koffie te nemen, want door de spanning was ik versleten.” Ik hing aan zijn lippen. “Dus ik zet even de motor van de trekker uit en schenk koffie uit mijn thermosfles in een bekertje, hoor ik opeens stemmen!” Hij stopte even voor het juiste effect en omdat zijn pijp was uitgedoofd. Hij stak deze weer aan. “Ik had geen idee, waar die stemmen vandaan kwamen, maar vond het ook geen goed idee om mijn warme trekker achter te laten om op onderzoek te gaan. Ik dronk mijn koffie en begon aan de ploegbaan terug. Zo ploegde ik moeizaam ongeveer een bunder, voordat ik nog een bakkie nam. En weer hoorde ik geluid, nu van een trekker!” Ik begon te snappen waar het verhaal heen ging: “Verkeerde akker?” Vroeg ik voorzichtig. Hij knikte: “Bij de volgende baan ploegde ik haast de spruitenplukker van mijn buurman ondersteboven!” Hij kon er nu wel om lachen. “Die spruitenlui lagen in een deuk, dat snapt u wel!” Hij pafte een wolkje uit zijn pijp. “Toen ben ik maar gestopt, maar heb nog een half uur gezocht naar het dammetje naar de weg…”