Klomp

Nieuwjaarsdag. Op ons bankje bij de haven zat ome Arie net met grote wolken om zijn hoofd zijn pijp aan te steken toen ik mijn scootertje moeizaam op zijn standaard (of heet dat ‘bok’?) hees. Het was zacht weer en onze bejaarde veehouder zat duidelijk van zijn geurige rokertje te genieten. “Goeiemorgen, ome Arie, hoe is het?” begon ik ons eerste gesprek van het jaar; “Nog naweeën van de vaccinatie gehad?” Hij schudde ontkennend. Gelukkig kon hij nu wel lachen om mijn flauwe grap van gisteren. Om ons heen lag de straat bezaaid met vooral rood papier. Vuurwerkresten. Ome Arie zag me kijken en schudde zijn grijze kop. “Niemand heeft zich wat aangetrokken van het vuurwerkverbod, meneer Ype.” Ik wist het, want ook ik was tot diep in de nieuwjaarsnacht wakker geknald. “Ach,” verzuchtte mijn oude vriend, “ergens begrijp ik het wel. Wij zijn toch ook jong geweest, meneer Ype?” Dat was natuurlijk waar, maar ik heb nooit zoveel met vuurwerk gehad. Ome Arie duidelijk wel. Hij glimlachte om mijn minder vrolijke kop. “Gisteravond, of eigenlijk nacht, schrok ik me ook rot van een enorme knal.  Daar had ik ook niet op gerekend door het vuurwerkverbod!” Hij trok aan zijn pijp; “We zaten bij mijn schoonzus Agaath en zwager Boudewijn.” Ik stak op mijn beurt mijn pijp aan en keek hem verwachtingsvol aan, nieuwsgierig naar het vervolg van zijn verhaal. “Ik zei nog tegen Riek: ‘nou breekt mijn klomp!’, toen Boudewijn, die was gaan kijken, waar die knal vandaan kwam, inderdaad terug kwam met één van mijn klompen. In duizend stukken!” Hij leek er de humor wel van in te zien: “Kwajongens hadden mijn klompen bij de deur zien staan en daar vuurwerk in gestopt!” Hij zat met een grote grijns, dus het leek hem niet te deren. “Maar vind je het dan niet erg, dat ze je klomp gesloopt hebben?” verbaasde ik me. “Ach, meneer Ype, het is maar een onschuldige kwajongensstreek en het waren toch maar ouwe klompen.” Hij trok weer aan zijn pijp en vervolgde: “Dus ik ga ook buiten kijken. Wat een ravage! Overal zag ik stukken klomp en de splinters lagen  tot aan de straat.  Loopt er zo’n belhamel langs en die zegt: ‘zo, ouwe, kun je een handel in tandenstokers beginnen…’ Kijk, meneer Ype, dan kan ik niet meer boos worden, dan schiet ik in de lach.” En hij lachte nu weer. Ome Arie ten voeten uit, ook zonder klompen. Heerlijk!