Het boek

Het was een gure herfstdag met de daarbij horende duisternis. Ons haventje lag er wat leeg bij, daar veel boten voor het noodzakelijk onderhoud aan wal waren getakeld. Ome Arie stak net zijn pijp op en bromde iets wat op “goeiemorgen” leek. Hij had een dikke jas aan en zijn winterpet met oorflappen, want het was best fris. Ook ik had me gekleed op de kou met mijn winterjas, waarin, als bijkomend voordeel, vele extra zakken voor mijn rook benodigdheden. “Tijd niet gezien, meneer Ype? Toch niet ziek geweest?” Ik schudde ontkennend mijn hoofd, ging zitten en stopte mijn pijp. “Gelukkig niet, ome Arie.” Ik stak de tabak in mijn pijp aan en genoot van het heerlijke aroma. “Ik had het een beetje druk met ons boek!” De oude baas keek verbaasd opzij: “Ons boek?” Ik knikteen herhaalde: “Ons boek! Met de verhalen van en over jou, ome Arie!” Dit moest hij even verwerken. Ik haalde het boek ‘de erfenis van ome Arie’ uit mijn scooter-zadel en overhandigde het hem. Hij keek naar het boek, toen naar mij en vervolgens weer naar het literaire hoogstandje in zijn rimpelige hand. Hij sloeg het open, las wat en keek mij weer aan. “Die ome Arie moet mij voorstellen?” Ik knikte. Hij las nog een stukje en gaf het toen weer terug. “Kan nooit, deze ome Arie…” hij wees op het boekwerk, “is veel aardiger dan ik…” Ik schoot in de lach. “Misschien val je best mee, ome Arie!” En gaf hem het boekje terug. “Je mag het houden. Misschien vind Riek het ook wel leuk!” Hij stond er even een beetje verlegen naar te kijken, klopte daarna zijn pijp uit, stak het boek in zijn fietstas, mompelde “krijg nou wat…” en vertrok richting huis.