Spijtoptant

Het goot pijpenstelen. Ik haastte me onder mijn paraplu langs Barona richting mijn auto, toen ik ome Arie in de serre van ons etablissement achter een kop koffie zag zitten. Hij had een bril op en zat met een moeilijk gezicht een brief te lezen en iets op een kladblok te schrijven. Mijn nieuwsgierigheid zorgde ervoor, dat ik onthaastte, omkeerde,  mijn regenscherm in klapte en naar binnen ging. De veeboer in ruste was duidelijk blij me te zien: “U komt als geroepen, meneer Ype!” Hij hield de brief omhoog: “Ik heb uw hulp nodig…” Ik hing mijn jas over de leuning van de stoel, vroeg de net passerende ober me van koffie te voorzien en nam plaats. Ome Arie overhandigde me zuchtend de brief.

‘Beste ome Arie,

Omdat mijn vriend Tinus dat zelf even niet meer kan vroeg hij me me u deze brief te schrijven. Ik ben Alice, zijn vriendin. We hebben elkaar ooit eens gezien bij de haven. Het gaat even niet zo goed met uw neef. Net op het moment, dat hij zijn dwarsheid vanwege het risico voor mij opzij had gezet ging het mis. Zelf kon hij immers niet ziek worden, hij was kerngezond en was nooit ziek. Maar vanwege mij had hij toch maar een afspraak gemaakt zich te laten vaccineren en noemde zichzelf gekscherend ‘een spuitoptant’. Maar het was te laat. Pas vanmorgen was hij weer aanspreekbaar. Hij voelde zich ‘Gregor’ uit ‘Die Verwandlung’ (De gedaanteverwisseling) van Kafka: een gewone hardwerkende man, die op een ochtend wakker wordt in de gedaante van een reusachtige kever. Onze Tinus werd op zijn beurt wakker op zijn buik liggend, naakt, met een dekentje over zijn billen, in een slangenkuil met allerlei enge piepjes uit allerlei enge machines. Hulpeloos, zich niet kunnen bewegen, als een op zijn rug liggende kever. Achter zich gebeurde van alles, maar hij zag slechts witte ziekenhuisklompen en witte broekspijpen in een ruimte vervult met stil verwijten. Praten ging in het begin niet, dus voor het eerst van zijn leven moest hij luisteren zonder te kunnen tegenspreken.’

Ik schrok van de brief en keek ome Arie aan. Deze knikte, op de wijze, dat hij me aanspoorde verder te lezen:

‘Toen hij weer bij machte was te praten en ik weer bij hem op bezoek mocht vroeg hij me u te schrijven, om zich te verontschuldigen voor zijn dwarsheid. Hij meende het nooit kwaad en wilde u toch even laten weten, dat u zijn lievelingsoom bent, omdat u altijd naar hem wilde luisteren en hem nooit veroordeelde,                     Alice, namens uw neef Tinus’

Ik gaf de brief terug aan mijn vriend Arie. “Nu moet ik een brief terugschrijven, meneer Ype, maar ik ben daar niet zo goed in. Hij keek me vragend aan. Hij had voor zich een kladblok met een ouderwetse vulpen liggen. Zo te zien had hij al wat opgeschreven. “Wat heb je tot nu toe, ome Arie?” Hij las voor: “Beste Alice, beste neef Tinus,  Eigenlijk zou ik boos op jouw, Tinus, moeten zijn, omdat je je gezondheid in gevaar hebt gebracht, maar ik ben nog meer bezorgd om je. Je zult in je leven nog vaker goede, maar ook foute keuzes maken, dat heb ik ook gedaan. En door de gevolgen van al die keuzes leer je, en zul je mogelijk een heel wijs man worden. Ik zal bidden, dat je gezondheid je de tijd hiervoor zal gunnen,                      Je ome Arie’

Ik keek hem aan. “Ik zou hier niks aan veranderen ome Arie”, zei ik slechts, me wel een beetje verbazend over dat ‘bidden’ van de oude baas. Stille wateren…