Warme Chocomel

Het herfstweer had ome Arie onze vaste schuilplaats ‘Barona’, tegenwoordig ‘De Heeren van Beijerland’ genaamd, ingejaagd. Ik trof hem tot mijn verbazing aan de bar met een slagroom-snor en een gelukzalige glimlach achter een grote mok warme chocomel. “Bij dit weer gaat er niks boven warme chocomel, meneer Ype!” Het klonk bijna, alsof hij zich verontschuldigde. De uitbater van het etablissement zette ook nog een forse appelpunt voor de blije oude baas. “Dan voel ik me weer een beetje kind…” Ik was vertederd door de blijheid van die grote vent met zijn verweerde kop, waarop zijn pet, terwijl zijn grote, gele klompen als altijd netjes bij de voordeur geparkeerd stonden. Wel binnen, want ooit was een paar buiten gestald houten schoeisel verdwenen en had hij op zijn geitenwollen sokken naar huis moeten fietsen. In de stromende regen. 

Ik bestelde ook warme chocomel met slagroom en natuurlijk kon een appelpunt daar niet bij ontbreken, al was het alleen maar om ome Arie zich niet schuldig te laten voelen. Deze nipte aan de mok. “En erwtensoep! Door Riek zelfgemaakte erwtensoep!” Je zag gewoon aan hem, dat het water hem bij deze gedachte in de mond liep. “Als kind Ieder jaar de intocht van Sinterklaas op een klein zwart-wit teeveetje bekijken bij de kapper met alle kinderen van de dijk.” Hij nipte weer nieuwe slagroom aan zijn bovenlip. “Mies Bouwman als presentatrice en de Sint was volgens de vrouw van de kapper ene Ko van Dijk!” Ik knikte, want ik herinnerde me ook, dat mijn moeder er ook van overtuigd was, dat Ko van Dijk de bisschop speelde. “Kreeg je bij de kapper dan ook erwtensoep?”, kon ik niet nalaten te vragen. Ome Arie keek, met de chocomok aan zijn mond even opzij. Hij zette het aardewerk weg en schudde zijn hoofd. “Als kind was ik als de dood voor haren in mijn soep…” Ik schoot in de lach. “Dus snert eten bij de kapper vertikte ik!” Hij nam een hap van zijn appeltaart en ik nipte aan de gloeiende chocomel, die de waard zojuist voor me neergezet had. De warme lava gleed gloeiend naar binnen en tranen in mijn ogen waren de straf voor mijn iets te overmoedige slok. Ome Arie kreeg hier niets van mee en vervolgde zijn herinneringen: “Toen onze kinderen de intocht bekeken was dat in kleur met meneer Aart Staartjes.” Ik kon het me ook nog goed herinneren. “En Bram van der Vlugt”, maakte ik zijn zin af. Hij knikte. We brachten gelijktijdig onze mok naar onze mond en terwijl hij een slok nam, nam ik, wijs geworden, nu een nipje. Even waren we stil met onze herinneringen. “Ik heb zelf ook een keer Sinterklaas gespeeld”, bekende mijn bar-genoot. Ik keek verbaasd opzij: “Jij, ome Arie?” Hij knikte. “Het was geen groot succes, mijn kinderen hadden me snel ontmaskerd.” Hij zuchtte: “Ze zagen, dat ik  onder die jurk gewoon mijn klompen aan had, en toen ik mijn pijp opstak, wisten ze het zeker! Riek was razend ook al probeerde ik me eruit te redden door te zeggen, dat de cadeautjes wèl van de echte Sint kwamen…” De hele tapkamer bulderde het uit van het lachen..