Celeb Arie

“Meneer Ype, u bent toch een soort van schrijver?” Ome Arie had net zijn pijp aangestoken en keek vragend mijn kant op. Ik moest glimlachen om zijn woordkeuze en antwoordde: “Inderdaad, ome Arie; ‘een soort van’. Af en toe schrijf ik wel eens korte verhaaltjes zoals een ander na z’n pensionering gaat schilderen of fotograferen.” Het antwoord leek bevredigend, want hij trok tevreden aan zijn pijp en keek een dame, die heftig hardop pratend voorbij beende, verbaasd na. “Aan het bellen”, legde ik uit, “en zo te horen geen prettig gesprek!” Ook ik heb er soms moeite mee, dat ik ongewild deelgenoot gemaakt word van allerlei privé besognes van wildvreemden. Ome Arie schudde zijn hoofd, alsof hij mijn gedachten kon lezen en  begreep. De dame was op het bankje naast ons gaan zitten en ook het gesprek leek tot rust gekomen. “Waar ik ben? Ik zit op een bankje bij de haven…” Het was even stil. Ze had een oortje in, dus moesten we naar het antwoord raden. Ome Arie besteedde er verder geen aandacht aan. “Maar wat doet u dan met die stukkies, meneer Ype?” Het leek hem te intrigeren. “Die zet ik op mijn website (swartboek.nl) en op facebook”. De oude boer blies een wolkje rook uit. “En wordt zoiets dan nog gelezen ook?” Hij zei het op een toon alsof hij het zich amper kon voorstellen. Ik knikte: “Meestal door zo’n dertig fans…” Ome Arie verbaasde zich en glimlachte, maar dit was geen minachting, eerder vriendelijke erkenning. Hij zweeg even. De beldame keek even opzij en fluisterde vervolgens iets geheimzinnigs in de telefoon, die ze nu in haar rechterhand beet had. Ze keek daarbij, alsof ze het over ons of één van ons had.  Weer fluisterde ze. Ik meende, ondanks onze onderlinge afstand, te begrijpen, dat ze, doelend op ome Arie, “Hij is het ècht!” fluisterde. Het leek aan onze boerenvriend voorbij te gaan. Hij rookte zijn pijp in diepe gedachte, tot hij uit die diepte me aankeek en vroeg: “Kom ik ook wel eens in die verhaaltjes voor, meneer Ype?” Ik nam een grote trek van mijn pijp, blies een evenredige wolk rook uit en loog zachtjes: “Maar een enkele keer, ome Arie!” Ondertussen probeerde de belster met haar mobieltje een foto van mijn bankgenoot te nemen.