Lease

Het was een roerige week geweest. Hierdoor had ik ome Arie al bijna een week niet meer getroffen op ons bankje bij de haven. We waren beiden blij elkaar weer te zien. “Goeiemorgen meneer Ype!” “Goeiemorgen ome Arie!” We stopten onze pijpjes en genoten van het moment. Het was het begin van veel vakanties. Gezien de drukte in het haventje hadden veel mensen besloten in eigen land te blijven. Een protserige speedboot voer langzaam richting passantensteiger. Aan het stuurrad van het wanstaltige geval stond een bruin gebronst sportschooltype erg overtuigd van zichzelf te wezen. Helaas ging alles goed; geholpen door een boegschroef kreeg hij de snelle Jelle langszij de passantensteiger. Ome Arie en ik zagen het lukken van zijn afmeer-manoeuvre met lichte teleurstelling aan. De zonnebankman kwam, na wat gestoei met landvastjes, op ons af. “Weet u waar ik het kantoor van de havenmeester kan vinden? Ik wil graag water bunkeren!” Het klonk zelfs erg vriendelijk. Zo zie je maar, dat je moet uitkijken met vooroordelen. “Het clubgebouw is dáár!”, wees ik, “maar ik weet niet of er iemand is. De havenmeester komt vanzelf naar u toe. En volgens mij ligt er ergens bij uw steiger een slang, waarmee u drinkwater kunt innemen…” Tarzan bedankte me vriendelijk en liep, waarschijnlijk gedwongen door enorme bovenbeenspieren, wijdbeens terug naar zijn statussymbool, alwaar een miniscule bikinidraagster verveeld rond zat te kijken. Ome Arie nam een trekje van zijn pijp en kreeg een gemeen grijnsje om zijn mond: “Geleast”, zei hij slechts en wees. Achter op de polyester badkuip stond, in hele kleine lettertjes, de naam van een leasebedrijf. Ik nam de grijns van de oude boer over. Het was dus allemaal schone schijn. Alleen de bikinidraagster leek bij hem te horen, tot Tarzan haar de tuinslang aangaf en goed hoorbaar commandeerde: “Doe jij die slang even in de watertank, Lies!” Gelukkig begreep hij ons harde gelach niet.