Oranje

Het werd steeds drukker in ons dorp. Alsof haar bewoners waren ontwaakt uit een diepe winterslaap geteisterd door nachtmerrie ‘Corona’. Ome Arie zat genoeglijk aan zijn pijp lurkend de bedrijvigheid te bekijken toen ik met mijn scootertje ‘ons’ bankje bij het pittoreske haventje van ons dorp naderde. “Goedemorgen, meneer Ype!”, begroette hij me vrolijk. “Goedemorgen, ome Arie!”, antwoordde ik, terwijl ik mijn scooter op de standaard zette en mijn rookgerei uit de bergruimte onder het zadel pakte. De lucht rook fris naar een vers gevallen regenbui. Met een zakdoek maakte ik het voorbestemde zitgedeelte droog, ging zitten en stopte mijn pijp. Het leven kan soms in al zijn eenvoud heel genoeglijk zijn. Een diep in een hoody verstopt persoon kwam op de fiets op ons af. Desondanks herkende ome Arie het en er verscheen een grote glimlach. “Als dat mijn favoriete nichtje niet is!” Het wicht begroette oomlief met een heuse omhelzing. Het kwam na al die maanden ‘onthouding’ een beetje onwennig over. “Eindelijk mag het weer!”, alsof ze zich verontschuldigde. Ome Arie leek zelfs wat verlegen, maar herpakte zich al gauw. Hij leunde achterover, trok aan zijn pijp en keek haar vragend aan. “Maar waarom heb je een capuchon op? Zo koud is het toch niet?” Als antwoord keek ze schichtig om zich heen. Ze deed een hoekje van haar hoofdbedekking opzij en toonde een plukje fel oranje haar. Ome Arie kon een grote grijns niet onderdrukken: “Dus jij dacht ook, dat het Nederlands elftal wel even van die Tsjechen zou winnen?” Ze knikte: “Ik gokte op minimaal een finale…” Ze zuchtte: “En na de finale heb ik vakantie van school, dus dan was het minder erg geweest!” Een begripvol wolkje rook kronkelde uit de mond van de wijze boer. Bij de oranje-fan vloeiden inmiddels de tranen: “Zo ga ik echt niet naar school, hoor!” Ome Arie probeerde haar te troosten: “Ach, je zult echt niet de enige zijn, die onterecht enthousiast was voor het Nederlands elftal!” “Ja, maar niemand is zo stom om heur haar oranje te verven!” “Niemand?” pafte ome Arie. “Nee, niemand is zo oerstom!!” Ze stampte met haar voet op de grond uit pure frustratie. De oude boer bleef uiterst kalm: “Dat denk ik wel!”, en hij nam zijn petje af. Daaronder zat in plaats van de vertrouwde grijze bos krullen een oranje vogelnest. Ik liet bijna mijn pijp uit mijn mond vallen van verbazing. Het nichtje viel even stil, maar daarna gierde ze het uit van het lachen: “Dat méén je niet!” En hikkend er achteraan, nogmaals: ““Dat méén je niet!” Ze stikte er zowat in, deed de hoody omlaag, sprong met haar oranje-krullen wapperend in de wind op haar fiets en riep nogmaals: ““Dat méén je niet!” en: “Dat moet ik mama gaan vertellen!” Ze fietste, nog steeds brullend van het lachen, snel weg. Ome Arie zette zijn pet weer op en mompelde: “Haar moeder weet het al…” Ik keek hem verbaasd aan. “Gisteravond belde die me op om te vragen of ik iets wist om het kind weer wat op te vrolijken.” Ik keek nu nog verbaasder: “Maar hoe kwam je dan aan oranje haarverf, ome Arie?” De oude baas glimlachte: “Ik had nog ergens een potje menie staan, en dat is hartstikke oranje…” Nu schoot ik ook in de lach. “Ik draag toch altijd al een pet, maar nu dus zelfs in bed, want Riek wil geen menie-vlekken op het kussen!”