Citroensmaak

Het was een beetje grauwe, benauwde dag en ik zat met ome Arie zwijgend simultaan pijp te roken op ons bankje aan de haven. Komkommertijd. Om ons heen werden Gebo-ijsjes gegeten door komkommerstellen met komkommerkinderen. Bootjes voeren het haventje in en legden keurig aan aan de passantensteiger. Zonder onvertogen woorden, zonder lollige overboord-gevallen. Ome Arie zuchtte en ik zuchtte gezellig met hem mee. En we trokken weer precies tegelijk aan onze pijp om daarna precies tegelijk een wolkje de lucht in te sturen. 

Een meisje met een groot Gebo ijsje ging tussen ons in zitten. Dat kon omdat wij nog op ‘corona-afstand’ van elkaar zaten. Ze was tussen het likken door druk doende met haar mobieltje.  Ome Arie keek me achter haar langs aan. Met een verbaasde boerenkop. Het meisje was te druk mobiel bezig om ons op te merken. Met verbazingwekkende snelheid toetste ze waarschijnlijk heel zinnige teksten met de duim van haar rechter hand, waarmee ze haar telefoontje ook vasthield, terwijl de linker het ijsje bediende. Het was een fascinerend gezicht. “Krijgt u nou nooit kramp in uw duim?”, kon ome Arie niet nalaten te vragen. Ze keek verstoord op, maar gaf toch met een glimlach antwoord: “Dan wissel ik van hand!” Ze wilde het voordoen, maar dat viel niet mee vanwege de druipende lekkernij. Ome Arie bood de helpende hand te bieden en hield haar ijsje even vast. Ze pakte haar telefoon over en nam met haar rechterhand het ijsje weer van ome Arie aan. Dat hielp en de toetsen-kunstenares toonde aan, dat ze links net zo gemakkelijk typte als rechts. Ome Arie en ik applaudisseerden luid, waarop het meisje een lichte buiging maakte. Toen ging haar telefoon. Opnemen leek éénhandig weer lastig, dus drukte ze ome Arie weer haar ijsje in de hand. Ter verkrijging van enige privacy stond ze op en nam wat afstand voor haar zo te zien niet bijster gezellige gesprek, ome Arie met het lekwerk achterlatend. Deze zat nu erg ongelukkig om zich heen te kijken het druipende geval ver van zich afhoudend ter voorkoming van ijsvlekken op zijn kleding. Het gesprek duurde precies een ijsje lang, want toen de belster eindelijk terugkwam overhandigde onze ongelukkige boer haar een leeg hoorntje. Met zijn hand onder het ijs zat hij beteuterd te kijken hoe zij het in een prullenbak gooide en een beetje bozig wegliep. Ome Arie likte het ijs van zijn hand en bromde met een zuur gezicht: “Citroenijs, niet mijn favoriete smaak…”