De Versoepeling

Ons bankje bij de haven was leeg die zonnige namiddag. Tenminste: ‘ome Arie-leeg’. Het werd geheel in beslag genomen door een groep coron-opgeluchte jongeren, die weer als vanouds hanggroepjongere konden zijn. Ze aten ijsjes en kakelden en giechelden zoals dat hoort bij die leeftijd. Het was alleen jammer, dat ze ome Arie van zijn bankje hadden verdreven. Achter me hoorde ik plots mijn naam roepen: “Goedemiddag, meneer Ype, ik zit hier!” Ik keek zoekend om me heen en vond, achter een groot glas bier, ome Arie. Hij zat op een terrasje aan de haven te genieten van zijn pijpje en zijn donkere biertje. Pet een tikkie scheef van puur genoegen. Ik stalde mijn scootertje en ging tegenover hem zitten. Een jongedame had mijn komst al snel opgemerkt en kwam onze kant op. Met lachende ogen nam ze mijn bestelling op. De lockdown had voor een geweldige ‘revival’ van de horeca gezorgd! Waar vóór corona vriendelijkheid niet overal gemeengoed was zag ik nu een frisheid en een ongekend enthousiasme bij al het bedienend personeel. Mijn biertje kwam razendsnel en mijn dag kon al niet meer stuk. “Leuk meisje, niet, meneer Ype?”, las mijn vriend Arie mijn gedachten. “Ouwe bok!”, lachte ik, en nipte aan het schuim, waarbij mijn lippen niet nat werden maar mijn mondkapje wel. Stom, ik had niet eens meer door, dat ik het nog droeg. “Blondkapje!”, gierde ome Arie, en van naastgelegen tafeltjes klonk besmuikt gelach. Het kon me niks schelen. Ik schoof mijn beschermmiddel omlaag en over mijn baard, alsof ik bang was, dat er haartjes in mijn bier zouden komen, en nam een heerlijke, grote, bevrijdende teug van mijn lentebokje. Want het eerste biertje op het terras na maandenlang supermarktbier, echt, een ervaring om nog jaren aan terug te denken. “Proost!”, hoorde ik in de verte ome Arie zeggen. “Op de Versoepeling!” “Proost, ome Arie, proost iedereen!” hief ik het glas en tot mijn verbazing hief vrijwel het hele terras het glas, alsof iedereen mijn gedachten hadden gelezen…