Het roze pijpenzakje

Pijp roken is nog een hele toer bij windkracht zes. Ik zat dan ook behoorlijk te tobben om mijn tabak in de brand te krijgen toen ome Arie aan kwam lopen. Met een rokende pijp. Hij zag mijn geploeter en wees met zijn rookwortel naar het bushokje, even verderop in de straat langs ons prachtige haventje. “Daar kunt u uit de wind staan, meneer Ype!” Hij ging zelf zitten. Ik volgde zijn raad op en voegde me niet veel later, met een brandende pijp, bij hem op ‘ons’ bankje. We zaten het matig naar ons zin te hebben, want de tabak waaide zowat onze pijp uit, terwijl het juist getuigt van ultiem genieten wanneer de geurige wolkjes langzaam omhoog cirkelen. Ome Arie haalde een felroze gebreid zakje uit zijn jaszak en uit dat fraaie stukje huisvlijt diepte hij een pijpenstampertje. Ik kon een glimlach niet onderdrukken. Hij zag het en glimlachte zelf ook. “Van mijn nichtje. Heeft ze speciaal voor mij gemaakt op de dagbesteding. Ik was zo dom om te zeggen, dat ik de kleur niet belangrijk vond!” Ik knikte begrijpend. “Het is mijn favoriete nichtje, een mongooltje…” Ik keek even een beetje afkeurend opzij. Alsof hij mijn gedachten kon lezen vervolgde hij: “Tegenwoordig mag je dat niet meer zeggen. Ik weet het, meneer Ype, want dat is beledigend. Al is dat zo niet bedoeld. Het is tot ziekte gebombardeerd. Of syndroom.” Hij bekeek het roze stukje huisvlijt. “Alsof het dan minder erg is.” Ik begreep hem. Het gaat over de gedachte erachter. “Dit rare roze pijpenzakje heeft mijn nichtje heel veel moeite gekost.” Hij hield het vast alsof het zijn kostbaarste bezit was. “Door de Corona mocht ze een tijdlang niet naar de dagbesteding en dan zat ze thuis met haar tong uit haar mond verwoede pogingen te doen om het pijpenzakje voor haar ome Arie klaar te krijgen. Hopeloze pogingen, want ze kan niet zelfstandig breien. Desondanks pakte ze het iedere morgen weer op om er een vruchteloze dag haar best op te doen. Alleen, thuis.” Hij liep even naar het bushokje om zijn pijp weer aan te steken. Terug vervolgde hij zijn verhaal: “Uiteindelijk mocht ze weer mondjesmaat naar de dagopvang. En kon ze het roze pijpenzakje eindelijk afmaken. Maanden is ze bezig geweest met dat stomme ding!” Hij zweeg even, rookte zijn pijp. “Zij klaagde nooit, ze accepteerde gewoon haar lot. Ze wilde alleen zo graag dat breiwerkje voor mij afmaken. Vandaar dat dat ding zo belangrijk voor me is. Ik ben trots, dat ik ermee voor gek mag zitten” Hij keek opzij. “Eigenlijk mag je haar inderdaad niet vergelijken met de mongolen, die vinden, dat ze recht hebben het kampioenschap van hun voetbalclub te vieren, of feestjes te houden in het park.” Ik knikte: “De echte mongolen…” Een windvlaag deed mijn woorden vervliegen. Maar het gaat om de gedachte.