Avondvrijheid

Het was al donker, maar ik moest toch even een rondje met mijn scootertje. De avondklok was afgeschaft en ik wilde de herkregen vrijheid op passende wijze vieren. Gewoon even ’s avonds laat langs ons haventje rijden. Zomaar. Omdat het weer kon. Fluitend reed ik langzaam de dijk over en zag toen tot mijn stomme verbazing ome Arie zitten. Het was al donker, maar het donkere silhouet was onmiskenbaar. Een pet, een rookwolk en een pijp. Ik stalde het scootertje pakte mijn pijp en mijn tabak uit de bergruimte onder het zadel en ging naast mijn oude vriend op het bankje zitten. Hij keek even opzij en tikte met zijn pijp aan zijn pet, een potsierlijk gebaar, maar typerend voor ome Arie, dus was ik het gewoon. “Nog laat op pad, meneer Ype?” Het was meer een constatering dan een vraag, dus ik knikte slechts, pakte mijn pijp en stopte deze langzaam en zorgvuldig, daar haast hierbij geen pas heeft. “Vrijheid, iets om te koesteren, ome Arie! Na die weken avondklok voelt het gewoon als een nieuwe vrijheid, dat ik weer na tien uur ’s avonds een stukje op mijn scootertje kan gaan rijden!” Ik pakte m’n aansteker en stak de brand in mijn tabak en blies grote rookwolken alsof die mijn woorden als rooksignalen van een vredespijp bestemd waren voor een wijde omgeving. Ome Arie keek opzij en grijnsde: “Weet u zeker, dat u überhaupt  nog wel op uw scootertje mag rijden, meneer Ype?” Ik schoot in de lach, stond op en pakte uit mijn scooter twee in een theedoek gewikkelde glaasjes en een fles lekkers. “Jij ook een drankje, ome Arie?” De oude veeboer knikte en ik schonk voor ons beide een slokkie ultiem genieten in. “Ik hoopte eigenlijk al een beetje, dat ik je hier zou treffen, Arie.” Ik zei het bewust zonder het gebruikelijke ‘ome’, om het moment extra lading te geven. En dat deed het; we klonken op een gezonde toekomst en dronken zwijgend en uiterst langzaam, genietend van het schijnsel van de maan in het water van ons prachtige haventje. Als twee oude vrienden.