Teckbulls

Het beloofde een mooie dag te worden. Ik twijfelde over welke jas en besloot toch nog maar voor de zekerheid van de dikke. Op de scooter de juiste keuze, op het bankje bij de haven toch al gauw te warm. Ome Arie bleek hetzelfde probleem te hebben; hij zat met zijn winterjas los nog puffend zijn pijp te stoppen. Na de gebruikelijke begroetingen volgde ik zijn voorbeeld: jas los en puffend mijn pijp stoppen. De oude veehouder glimlachte: “Best wel warm, toch, meneer Ype..” Ik knikte: “Niks mis mee, ome Arie!” Zo genoten we van de eerste lentezon. Teckel Joseph was er bij gaan liggen. We staken onze pijpjes vrijwel gelijktijdig aan, hetgeen een behoorlijke rookwolk opleverde. Ome Arie keek omlaag naar Joseph: “Je hebt me weer behoorlijk in de problemen gewerkt, Don Juan!” Ik keek hem verbaasd aan: “De zwangere Pitbull Doortje?” Ome Arie knikte; “Hoe die hooligan het te weten is gekomen, weet ik niet, maar ik zit met de gebakken peren!” (Zie verhaal ‘Pitbull’ op swartboek.nl) Ik blies ook niet begrijpend een grote rookwolk uit; “En nu?” De oude veeboer zuchtte: “Die tattoo-gast was niet blij. Hij verwacht er niet veel van. Pittels of teckbulls. “Onverkoopbaar!” brieste hij. En daar kan hij wel een punt hebben…” Ik schudde mijn hoofd. Arme ome Arie. “Riek was ook razend! Vooral toen ik zei, dat ik verplicht eerste nestkeus had!” Hij keek bezorgd. “Eerste nestkeus? Maar Joseph is toch van Agaath?” “Ja, maar die zegt, dat ik dan maar beter had moeten opletten! En daar heeft ze wel een punt. Het gebeurde vlak voor mijn neus!” Ik begreep het probleem: “Dus binnenkort heb je een puppy, ome Arie! Dat is toch ook wel een beetje leuk?” De oude baas leek niet vrolijk: “Nou, Riek is er behoorlijk chagrijnig door. Ik ben dan ook vroeg de deur uit gevlucht. Het was even stil. “Wilt u misschien een leuk puppy, meneer Ype?” Hij keek me hoopvol aan. “Nee, bedankt, ome Arie; Ik heb al twee honden!” Weer was het even beklemmend stil. We rookten onze pijpjes tot ome Arie de zijne leeg klopte tegen de zijkant van ‘ons’ bankje aan de haven. “Ik ga maar eens op huis aan, kijken hoe het met Riek gaat.” En met een vette grijns erachteraan: “En haar maar eens opvrolijken door naar de kalender te wijzen!” Niet begrijpend keek ik op mijn horloge: één april! Schaterend liep Ome Arie richting huis gevolgd door een vrolijk kwispelende Joseph.