Joseph 2

Het dooide dikke druppels. Slechts hier en daar lag nog een restje sneeuwpop en het verkeer was weer als vanouds. Onderweg voor een boodschap zag ik ome Arie. Mèt teckel Joseph (Zie mijn vorige verhaal ‘Joseph’). Laatstgenoemde wederom gehuld in zijn bontgekleurde coltruitje. Mijn nieuwsgierigheid won het van mijn haast om vers brood te halen dus ik parkeerde mijn gouden koets. Ome Arie had weer gewoon zijn pet op en zijn klompen aan. Hij wist inmiddels, dat hij toch wel aan zijn grijze krullen herkend zou worden. Al zou hij een jurk aantrekken. “Goeiemorgen, ome Arie!”, groette ik. Hij groette terug, waarbij hij aan zijn pet tikte. Hij had een pijpje in zijn mond en leek het leven wel te omarmen, ondanks de aanwezigheid van Joseph. Ik wees naar het kleurige worstenbroodje en keek ome Arie vragend aan: “Is de logeerpartij niet doorgegaan?” Ome Arie nam een trekje aan zijn pijp. “Jawel!” Klonk het vrolijk, “hij is één nachtje weg geweest.” Joseph snuffelde aan een struik en toen deze was goedgekeurd tilde hij parmantig zijn achterpoot omhoog voor een plas. “En toen hebben ze hem weer teruggebracht!” Het kwam er vrij vrolijk uit. “Riek vond een paar weken het beest uitlenen zeker ook geen goed idee?”, raadde ik op goed geluk, want ik vermoedde bij het ontstaan van het idee om het mormel uit te lenen aan een verliefd stel met als enig doel het omzeilen van de avondklok al, dat ome Arie’s wederhelft hier niet zo blij mee zou zijn. Ome Arie grijnsde: “Riek was razend! Ze vond het niet kunnen tegenover haar zus. Het is immers haar hond!” Ik knikte begrijpend; dat viel te verwachten. “Maar inmiddels begrijpt ze het!” Hij nam vergenoegd een diepe haal rook en de grijns bleef. Ik begreep er niets van. “U :moet weten, meneer Ype, dat Joseph een vervelend verwend kolere-teckeltje is. En jalóers, niet te geloven!” Het hondje leek ons nu heel schuldbewust aan te kijken. “Hij kan er niet tegen, dat anderen aangehaald worden. Wanneer die vrijer van mijn kleindochter iets te aanhalig werd, ging hij blaffen en tegen hem opspringen. Dus van een romantisch Valentijns-avondje is weinig gekomen!” Hij lachte nu hardop. “Bovendien heeft hij, toen ze de gang in gevlucht waren om te zoenen, een halve pizza opgevreten…” Nu lachte ik ook. “En die heeft’ie ‘s nachts bij vriendje Derk thuis uitgekotst. De volgende morgen stond die knul al om negen uur bij ons voor de deur met teckel Joseph en al diens spullen!” Ik kon er wel om lachen. “Maar niet voor het één of ander, ome Arie, jij wist zeker, dat dat beest zo vervelend zou zijn?” Ome Arie knikte en zei, toen hij uitgelachen was: “Ik mag nog niet eens bij Riek in de búúrt  komen, of hij begint al zo te klieren!!” En met een vette knipoog: “ik was blij, dat het mormel op Valentijns-avond weg was….”