Joseph

Vanwege mogelijke gladheid liep ik uiterst voorzichtig langs de vijver vlakbij mijn huis om wat foto’s te maken van de ijspret, toen ik een duistere gestalte zag. Diep in zijn jas gedoken, een zonnebril op, zonder pet en op onopvallende schoenen in plaats van op klompen. Ome Arie. Hij keek schichtig om zich heen en voelde zich duidelijk betrapt toen ik hem groette: “Goeiemorgen, ome Arie!” “Sssst, zachtjes!” fluisterde hij, “straks ziet iemand me!” en hij keek al een beetje betrapt. Toen zag ik de reden van zijn schaamte: hij had de teckel van schoonzus Agaath weer bij zich. Het worstenbroodje had nu een coltruitje aan! Een fel gekleurd zelfgebreid wollen geval, met een gat voor het vrolijk zwaaiende staartje en ruimte rond het piemeltje, zodat het beest ongehinderd de achterpoot kon optillen voor een plas. Ik moest moeite doen om mijn lachen in te houden. Ome Arie zag me kijken en keek me aan met een dieptrieste blik. “Erg, hè!” zei de oude boer, “en daar laten ze mij mee buiten lopen!” Ik kreeg toch een beetje medelijden met hem. “Maar eerder deze week had hij dat geval toch niet aan?” Ome Arie schudde het grijze hoofd: “nee, toen had ik hem in zijn adamskostuum meegesmokkeld. Maar dat is me nu dus niet gelukt…” Inmiddels besloot het coltruitje er een flinke drol uit te persen. Ome Arie en ik keken vol walging naar de voor zo’n klein hondje imposante dampende hoop. Zoals het hoort pakte het baasje de poep op met een speciaal poepzakje. Hij stond er een beetje ongemakkelijk mee in zijn grote knuist en keek zoekend rond naar een prullenbak. Gelukkig bleek er niet ver bij ons vandaan één te staan, vlakbij het ijs. We liepen er naartoe. Op dat moment werd ome Arie gespot: “Hey, opa Arie!” Een jongedame kwam op ons af geschaatst. “Ik had u bijna niet herkend, zo zonder klompen en zonder pet!” Ome Arie zuchtte. “En is dat Joseph?” Ze wees op het mormel in zijn truitje. “Joseph!?”, vroeg ik. Ome Arie had die naam al die tijd voor me verborgen weten te houden. “Naar Joseph Luns, vanwege zijn enorme neus…” Ik kon er wel om lachen. Het meisje zat inmiddels op haar hurken Joseph te knuffelen. Het beest kwispelde luid van herkenning. “Maar waarom loopt u met Joseph, opa? Is er iets met tante Agaath?” Ze werd op de hoogte gebracht van het gebroken been van haar oudtante. Het was een mooie meid van een jaar of achttien, maar ik ben nogal slecht in het schatten van leeftijden. Zeker wanneer alles zo goed ingepakt zit. Een knul kwam onze kant op geschaatst. “Kijk, opa Arie, dat is Derk, mijn vriend!” Ze was duidelijk trots op haar verovering. “Hij heeft bonbons voor me gekocht! Voor Valentijnsdag!” De knul was met veel opspattend ijs-schraapsel bij ons tot stilstand gekomen en stelde zich voor. Ome Arie bekeek hem, ietwat geringschattend, en bromde: “goed zo, zorg maar heel goed voor mijn favoriete kleindochter!” De knaap keek het wicht heel verliefd aan: “natuurlijk, meneer!” Ome Arie leek tevreden over dit antwoord. Het stel stond nu dicht tegen elkaar. “We waren  vanavond graag samen geweest. Pizzaatje eten en filmpje kijken, maar vanwege de avondklok moet Derk om negen uur weer thuis zijn!” En nog meer teleurgesteld: “En van mijn ouders mag hij nog niet blijven slapen.” Ome Arie knikte goedkeurend. Inmiddels zat Derk op zijn hurken met Joseph te spelen. Opeens kwam er een klein grijnsje om ome Arie’s mond: “Woont Derk op loopafstand bij jou vandaan?” vroeg hij zijn kleindochter. Ze knikte. Het grijnsje werd iets breder en een tikkie vals: “jullie mogen Joseph wel een paar weekjes lenen, dan kunnen jullie ‘s avonds wat langer bij elkaar blijven!” Het stel begreep direct wat hij bedoelde. De teckel was dè oplossing om onder de avondklok uit te komen! Ze gingen gelijk hun schaatsen uitdoen om de spullen van Joseph op te gaan halen. Ome Arie gaf een rukje aan de lijn van onze Cupido: “kom op, mooie jongen, we moeten het goede nieuws aan Riek gaan vertellen!” Samen gingen ze huiswaarts. Ik vroeg me alleen af hoe de reactie van het thuisfront op dit mooie plan zou worden. Ik hield mijn hart vast…