Sneeuw

Toen ik aan kwam rijden bij ons bankje aan het mooie haventje van ons dorp zat ome Arie daar al zijn pijpje te roken. Hij zat in diep gepeins verzonken en schrok een beetje, toen ik hem begroette. “Goeiemorgen, ome Arie! Ben je aan het mediteren?” Zei ik goedgemutst, want dat was ik. “Goeiemorgen, meneer Ype! Mediteren? Dat heb ik ooit geprobeerd, maar dat was geen succes. Ik moest het van Riek eens proberen, omdat het héél goed voor me zou zijn. Die verrekte ‘eigen bestwil’. Het was in de periode, dat mijn schoonvader net was overleden. Een geweldige man. Ik moest net aan hem denken.” Er verscheen een glimlach op het verweerde gezicht van de bejaarde boer. “Door het weerbericht: meneer Ype, door de voorspelling van sneeuw!” Ik kreeg ook een glimlach op mijn gezicht. Sneeuw is een toverwoord voor herinneringen. “Mijn schoonvader leek zelfs op hoge leeftijd nog een jonge hond wanneer het ging sneeuwen!” Ik stak mijn pijp op. “Wie niet, ome Arie, wie niet!” Ook ik kan het niet laten minimaal één sneeuwbal in iemands richting te gooien, wanneer de wereld wit gekleurd is. Ome Arie blies een wolkje de grijze lucht in. “Hij sleepte dan met zijn oude tractor, een immense rij sleetjes door het dorp, onvermoeibaar! Onze kinderen als voorsten, apetrots, omdat de voerman hún opa was!” Ik zag het beeld voor me. Niks zo mooi als sneeuwpret in verse sneeuw. Ook ome Arie zat zichtbaar te genieten van de herinnering. “Wanneer hij dan ging trekken steeg er zo’n zwarte rookpluim omhoog uit de uitlaatpijp van die oude diesel en gejuich uit al die kinderkelen!” Hij stak zijn pijp in de lucht en riep, als was hij er weer bij: “vooruit met de geit!!!” Ik kon er wel om lachen; hij ging helemaal op in zijn verhaal. “Ondertussen maakte Riek en haar moeder dan warme chocolademelk en dikke erwtensoep!” Ik knikte:  het water liep me in de mond bij de gedachte. Ook ik had prachtige herinneringen aan sneeuw. Hoe we zelf op ons sleetje werden voortgesleurd, hoe we sneeuwpoppen bouwden. Hoe we onze eigen kinderen eens op een avond, dat het gesneeuwd had, uit hun bed haalden om ze, verlicht door een prachtige volle maan, op hun slee door de nachtelijke sneeuwstraten te sleuren. Zo zaten twee sentimentele oude mannen met een glimlach op hun gezicht te verlangen naar sneeuw. Ik moest er wel om lachen. Ook ome Arie zat te lachen. “Ouwe gekken!” Bromde hij, en hij trok aan zijn pijp. “Maar hoe zat het nou met dat mediteren, ome Arie?” kon ik niet nalaten hem een beetje te plagen. “Dat was een onderdeel van de yogales, waar Riek me voor opgegeven had. Zij ging daar zelf ook heen. Ik ben maar één keer geweest.” Hij zweeg even. Ik voelde dat er meer moest komen en keek hem verwachtingsvol aan. “Ik ben van yoga afgetrapt!” Ik schoot in de lach. “Afgetrápt? Hoe kwam dat dan?” Hij zuchtte: “ik zat tijdens het mediteren nogal hard te snurken…”