Koffietijd

Het was al dagen geen weer. Telkens wanneer ik met mijn autootje langs ‘ons’ bankje bij het ’s winters beetje troosteloze haventje van ons mooie dorpje reed werd die troosteloosheid door mij nog sterker gevoeld door de afwezigheid van ome Arie. Ook die ochtend was ik teleurgesteld terug naar huis gereden naar de warme koffie zonder iets erbij. Inderdaad: Diep troosteloos. Aan het begin van de middag brak even het zonnetje door. Eindelijk. Ik wist niet hoe snel ik mijn scootertje moest starten en me naar de haven moest spoeden. Tot mijn verbazing trof ik ome Arie op dit vreemde tijdstip op ‘ons’ bankje. Hij zat tevreden zijn pijp te stoppen. Ik groette hem: “goedemiddag”. Hij antwoordde en tikte daarbij ook aan zijn pet. Ik pakte ook mijn pijp en genoot al bij de gedachte aan de geurige rook. “Verveelt u zich ook, meneer Ype?” Hij bleef me ‘meneer’ noemen en weigerde me te tutoyeren. Ik liet het maar zo. Ik stak mijn pijp op. “Behoorlijk, ome Arie!” We begrepen elkaar. Hij trok aan zijn pijp. “s’Ochtends televisie kijken: ‘Koffietijd’. Vreselijk. Het summum van verveling! Daar zal ik nooit aan wennen. En van Riek mag ik bijna niks zeggen.” Ik knikte begrijpend. “Vanmorgen zat ik te lachen om een reclame over maandverband. Heb ik op zich natuurlijk al niks mee, maar die verkondigde heel trots dat ze wel víer soorten hadden!” Hij nam een grote haal van zijn pijp. “Wel víer soorten, omdat er wel drie-komma-zeven miljárd vrouwen op deze aardbol rondlopen, die állemaal anders zijn!” Ik schoot in de lach. Ome Arie zuchtte: “maar ze vond het niet lollig; ik moest mijn mond houden!” Ik begreep hem. In deze lastige periode zitten we te veel bovenop elkaar. En dan krijg je irritaties. Ome Arie kreeg nu een glimlach op zijn gezicht. “Maar toen ging vervolgens de één of andere knul bij dat mutsenprogramma zitten klagen over dat zijn operatie om de één of andere meid te worden weer door de Corona was uitgesteld. Alsof er niks belangrijkers was! Riek vond, dat ik daar niet over mocht oordelen. En toen kon ik het niet laten!” Hij zweeg even ter verhoging van het effect. Ik keek verwachtingsvol zijn kant op. “Ik zei alleen maar, dat ook ík in een verkeerd lichaam zat!” Hij blies een wolkje rook uit en lachte: “Ik ben eigenlijk een jonge vent van vijfentwintig, met een goddelijk lijf, maar ik zit gevangen in het dikke lichaam van een oude boer van vijfenzeventig!” Ik kon er wel om lachen. “Riek vond het niet leuk. Ze dreigde met een persoonlijke lockdown op de bank! Toen ben ik maar even deze kant op gefietst…”