Keukentafel

Het was een mooie zondagmorgen. Ome Arie en ik zaten op ons bankje aan de haven ons pijpje te paffen. Na het stoppen van onze pijpjes hadden we snel onze handschoenen weer aangedaan, want het vroor nog. Op de kade stonden een paar heertjes in zwarte pakken het ijs van de ruiten van hun auto’s te krabben. Ze zagen er niet echt blij uit. “Volgens mij zei die ene net iets, waarvoor hij straks vergeving moet gaan vragen in de kerk!” zei ik. Ome Arie lachte niet, wat me, gezien zijn gevoel voor humor enigszins verbaasde. Ik besloot niet naar de oorzaak van zijn somberheid te vragen. “Op zulke dagen denk ik nog wel eens terug aan de boerderij, meneer Ype.” Door de kou was het onduidelijk of hij gewoon uitademde of rook uitblies. “Dan lag er zo’n prachtige witte waas over het land. De tevredenheid als je dan op tijd geploegd had. Door de vorst zou de grond prachtig loskomen en het bewerken vergemakkelijken.” Hij nam een tevreden trek van zijn pijp en leek door de herinnering al minder somber. “Mis je de boerderij erg, ome Arie?” vroeg ik, en ik trok ook, met een gelukzalig gezicht, aan mijn pijp. De oude baas keek me aan en antwoordde tot mijn verbazing: “Geen moment, meneer Ype, geen moment!” Ik keek waarschijnlijk erg verbaasd, want hij ging verder: “ik heb nu rust! Als boer heb je altijd wat: een zieke koe, een kapotte melkmachine, een mislukte oogst. En voor boeren was er nooit steun, al werd al je vee stapel!” Ik schoot in de lach om deze woordspeling op de gekkekoeienziekte. “Daarom gaan veel boeren en vissers naar de kerk volgens mij, meneer Ype. Om het besef machteloos te zijn. Afhankelijk te zijn van ongrijpbare zaken zoals weer en ziekte. Daar zoekt men een verklaring voor. Zoals een God, die over van alles beslist.” Ik zei even niks, maar begreep zijn redenering wel. Hij zweeg even en drukte de tabak in zijn pijp aan met een stampertje. “En wanneer diezelfde lieve Heer de cirkelzaag heeft uitgevonden heb ik nog een appeltje met hem te schillen!” Ik fronste mijn voorhoofd. “Want het enige, dat ik van de boerderij mis is een grote schuur met een royale werkbank om te klussen. Vanmorgen noodgedwongen met mijn bord op schoot zitten ontbijten!” “Hoezo dat dan, ome Arie?” moest ik wel vragen. “Gisteren moest ik van Riek een boekenplankje ophangen. Getob op zo’n keukentafel!” Ik voelde hem al aankomen: “ging het zagen van dat boekenplankje wat zwaarder dan je verwachtte, ome Arie?” Hij knikte zuchtend. “Ik dacht, dat het zaagblad misschien bot was. Nou, dus niet!” Ik zag het voor me. “En?” vroeg ik, en voelde me wel een beetje gemeen door mijn leedvermaak: “zat je in de tafel?” “In de tafel?” zei ome Arie, “wat heet! Ik ging er, al vloekend, dat het zo zwaar ging, dwars doorheen! Helemaal doormidden!” Ik gierde het nu uit. “Ja, lach maar!”, bromde de hobbyist, “waar haal ik nu een nieuwe keukentafel vandaan met die klote-lockdown?”