Lucifers

Ik was die ochtend wat later dan anders. Wanneer je je wekker niet meer hoeft te zetten, één van de grote voordelen van het gepensioneerd zijn, kun je je wel eens verslapen. Ome Arie zat al op ons bankje bij het fraaie haventje van ons dorp. Ik zette mijn scootertje op zijn standaard, pakte mijn rookgerei uit de bergruimte onder het zadel, groette ome Arie en ging ook zitten. Hij groette mompelend retour.  Ik stopte mijn pijpje en zat met groeiende verbazing te kijken hoe hij aan één stuk door lucifers zat af te strijken om ze vervolgens weer direct te doven en terug te stoppen in het doosje. Een nogal zinloos tijdverdrijf leek mij zo. Hij probeerde er nu twee tegelijk, maar leek matig tevreden over het resultaat. Ik schudde niet-begrijpend mijn hoofd en stak mijn pijp op. Ome Arie ging onvermoeibaar door. Naast zich stond een tiental grootverpakkingen met doosjes lucifers. “Het moeten persé deze zijn!” zei de strijker, “want het gaat om de maat, meneer Ype. Dat begrijpt u wel…” Ik keek hem verbaasd aan: “Eerlijk gezegd snap ik er geen barst van!” “Ze dienen om mee te bouwen, waarom denkt u anders, dat ik dit zit te doen?” Hij wachtte mijn reactie niet af. “En het is niet voor mezelf hoor!” Hij leek me ook geen type om met luciferhoutjes Yab Yum na te bouwen. “Het is voor mijn zwager Boudewijn, u weet wel; die wielrenner van een paar weken geleden!” (Zie swartboek.nl: ‘racefiets’) Hij schoof een paar doosjes lucifers mijn kant op: “Strijkt u gezellig even mee?” Hij stelde het als een vraag, maar ‘nee’ als antwoord leek geen optie. “Die arme jongen heeft het al niet gemakkelijk met die brilslang van een schoonzus van me, maar nu is vorige week ook nog zijn schuurtje afgebrand!” Hij stopte even met afstrijken om zijn pijp naar zijn andere mondhoek te verplaatsen. Ik vond het knap, dat hij, zij het wat lastig verstaanbaar, met zijn pijp in zijn mond kon spreken. Ik zei dat ook tegen hem. “Dat is Boudewijn dus noodlottig geworden!” Ik was hem weer volledig kwijt; zoals me dat bij hem regelmatig overkomt. “Die gast rookt stiekem in het schuurtje achter in de tuin.  Ook pijp, net als wij! Vorige week zat hij daar dus lekker met zijn pijp in z’n bakkes aan zijn lucifer-molen te bouwen, toen Agaath binnenkwam en hem betrapte! En u weet, hoe ze over roken denkt!” Dat wist ik. “Hij schrok, wilde wat zeggen en toen viel zijn pijp uit zijn mond op de werkbank. De vonken sprongen in het rond!” Ik kreeg er wel een beeld bij.“En zijn lucifer-bouwwerk vatte vlam, zo triest. Het was bijna af! En dat gevaarte brandde nogal fel. Hij kon nog net vluchten en toekijken hoe zijn schuurtje afbrandde…” Ik knikte begrijpend, maar had toch nog een vraagteken: “Ik heb ook wel eens een pijp uit mijn mond laten vallen, maar die paar vonkjes vielen best mee…” Ome Arie keek mijn kant op: “Hij had ongebruikte lucifers voor zijn qua afmetingen best imposante molen gebruikt, meneer Ype! En die luciferkoppen  ontbranden nogal gemakkelijk. Waarom denkt u, dat ik dit zit te doen? Dan kan die sukkel snel weer met een nieuwe molen beginnen, maar wel wat veiliger!”