Thuiswerken

Twee mussen knokten luid kwetterend om een stukje brood. Ome Arie zat het met een milde glimlach te bekijken. Ik had net mijn pijp gestopt en bekeek het tafereel vanaf ons bankje aan de haven. Het was koud met een bleek zonnetje. De haven was behoorlijk leeg. Veel watersporters hadden hun jacht voor de winter uit het water getakeld. Het water in de haven was spiegelglad, ook omdat de sluisdeuren dicht waren. Zo zaten we mijmerend van ons pijpje te genieten. Achter ons stopte een, aan de krakende remmen te horen oude fiets. Ome Arie groette, zonder om te kijken: “Goeiemorgen, neef Tinus!” Ik keek om en het was inderdaad Tinus, die vanwege zijn vaak wat afwijkende mening door ome Arie meestal ‘neef Nietus’ genoemd. “Goeiemorgen, ome Arie”, was het somber klinkende antwoord. De knul had het duidelijk niet naar de zin. Hij kwam vóór ons op zijn fiets leunen met een gezicht als een oorwurm. Ome Arie nam een trekje van zijn pijp, keek hem aan en zei niks. Tinus zuchtte: “Ik was huiswerk aan het maken bij m’n vriendinnetje..”, en weer een diepe zucht. Hij keek z’n ome Arie wanhopig aan: “Ik kon toch ook niet weten, dat haar vader vanwege die kut-ziekte thuis werkte?” Ome Arie lachte niet: “Maar dat wist je vriendinnetje toch wel?” Tinus knikte. “Maar die had niks gezegd en was koffie gaan halen…” hij werd, ondanks de kou een beetje rood. “En ik dacht: ‘geintje’, kleedde me uit, deed m’n mondkapje voor m’n…” Hij gebaarde omlaag, “en een condoom op mijn neus en wachtte zo op haar…” Nu schoot ome Arie in de lach: “en toen kwam haar vader binnen?” De knul knikte bedremmeld. “dus ik grap nog: ‘optimaal beschermd!’, maar geen enkel gevoel voor humor. Hij schopte me het huis uit.” Ome Arie en ik lachten nu hardop. “Zonde van dat condoom!” hikte de boer. “Maar dat kan ik toch nog wel een keer gebruiken?” was het wat onnozele antwoord.