Kat

Ons bankje bij de haven werd verwarmd door een lekker winterzonnetje. Ik zette mijn scootertje op zijn standaard en pakte mijn pijp en tabak uit de bergruimte onder het zadel. Ome Arie was er al. Bij hem stonden een paar kinderen. Ietwat onwennig op gepaste afstand met hun handjes op de rug. Ze waren wellicht gewend direct bij mijn vriend op schoot te springen, zodra ze hem zagen, maar het Boze Virus was verantwoordelijk voor het wegnemen van alle spontaniteit. Ik stak mijn hand op ter begroeting, daar ik hun gesprek niet wilde verstoren. Hij tikte even aan zijn pet als antwoord. “We mogen geeneens een huisdier van mama!” deed het jongedametje haar beklag. Het knulletje stond het ook heel verdrietig te vinden, dat ze zulke vreselijke ouders hadden. Ze waren ongeveer even oud, zo rond de acht, maar ik ben bijzonder slecht in het schatten van kinderleeftijden. Ome Arie zat het geklaag met een heel serieuze kop aan te horen en knikte. Hij blies een wolkje uit, nam zijn pijp uit zijn mond en vroeg: “En wat voor huisdier willen jullie dan?” Daar werd even over nagedacht. “Het liefst een hond, daar kun je mee spelen en mee knuffelen!” Ze waren het erg met elkaar eens. Ome Arie knikte; “Maar die moet wel iedere dag zeker drie keer worden uitgelaten! En overdag zijn jullie naar school en ’s avonds laat, wanneer het hondje zijn avondplas moet, liggen jullie al in je bedjes…” Ze dachten na, want ze begrepen het probleem. “Een poes, dan! Die gaat op de kattenbak!” Het juffertje gaf zich niet zomaar gewonnen en het sufferdje bleef solidair. Ome Arie nam een diepe trek aan zijn pijp en keek heel even, licht wanhopig, mijn kant op. Toen kreeg hij een ingeving: “Maar er zijn mensen, die allergisch zijn voor katten en katten kunnen ook zwangere mama’s ziek maken!” Trots keek hij mijn kant op; daar had hij zich prima uit gered! De twee smoesden wat, en na een kort “doei, opa Arie en meneer!” renden ze weg, richting huis, zichtbaar blij en opgewonden. Ome Arie keek verbaasd mijn kant op en ik keek verbaasd terug. Vervolgens genoten we van onze herkregen rust en onze pijpjes. Tot de mobiele telefoon van opa ging. Na enig zoeken in zijn jaszakken vond hij het communicatiemiddel en hij veegde wat over het scherm, terwijl hij zich bij mij verontschuldigde: “Dat is Riek!” Hij luisterde, zo te zien met stijgende verbazing. “Maar….maar…maar…” Nadat het gesprek beëindigd was keek hij stomverbaasd mijn kant op: “Heb ik tegen die kinderen gezegd, dat ze geen kat mogen, omdat hun moeder in verwachting is?”