Boa’s

Het nieuwe jaar stond voor de deur, het oude was haast geschiedenis. Ome Arie zat al op ons bankje toen ik mijn scootertje ernaast parkeerde. Ik had een thermoskan koffie en een paar oliebollen meegenomen, teneinde ons verblijf bij het haventje te veraangenamen. Toen ome Arie de oliebollen zag, wachtte hij even vóór hij zijn pijp aanstak. Dat zou de smaak van het oudejaars-gebak teveel verpesten. Ik schonk de koffie in de bekers en hield de zak met gebak voor ome Arie’s neus. Hij pakte een bol en nam er, met zijn ogen dicht, een flinke hap uit. Zo genoten we samen van de goede dingen des levens, toen er twee Boa’s op ons af kwamen. Een knul en een niet onknap meisje. “Goeiemorgen, heren!” Zei de vrouwelijke helft van het stel. “Gwoewdemjorgen”, bromden wij met onze volle monden terug. De knul wees op ome Arie’s elektrische fiets en op mijn scooter, welke, als altijd, naast ‘ons’ bankje geparkeerd stonden: “Zijn die fiets en die scooter van u?” Ome Arie keek mij aan en ik keek ome Arie aan. Vervolgens keek ik het slangenpaar weer aan en knikte, terwijl ik mijn mond leeg slikte: “Dat klopt!” Bij de achteringang van snackbar/ijssalon ‘Gebo’ klonk een enorme knal. Een paar jongens renden lachend weg. De Boa’s reageerden er niet op. De boa-juffrouw wees naar een paar hekken, waar fietsen aan vastgemaakt stonden met kettingen en hangsloten: “ze horen dáár te staan!” Ze klonk een iets triomfantelijk. Haar zelfvertrouwen werd onderbroken door een volgende knal, ergens bij Barona. Ome Arie stak zijn pijp aan. “En nu maar hopen, dat deze niet ontploft!” zei hij zachtjes, maar goed hoorbaar. De Boa kuchte om aandacht: “laten we ons niet laten afleiden van het onderwerp: uw rijwiel staat niet op de daartoe ingerichte plek!” Hij keek streng. Ome Arie keek hem aan een vervolgens omlaag, richting knul’s gulp. De strengheid maakte op slag plaats voor onzekerheid. De gezagsdrager probeerde ongezien zijn kleding te controleren, waarop zowel ome Arie als ik in de lach schoot. De juffrouw bleef wel goed in haar rol, ondanks de volgende knal op de achtergrond. Ome Arie stond op, maar deed dat erg moeizaam. Hij kreunde er een beetje bij en wankelde naar zijn fiets. Ik speelde het spel mee en stond ook op als een paralympiër. Kreunend strompelde ome Arie zijn fiets richting fietsenrek. Ik wilde net mijn scooter starten, maar kon het niet laten aan de ordebewaarders te vragen of een invalidenparkeerkaart ook voor scooters gold. Die vraag hadden ze bij de cursus niet gehad. Ze keken elkaar vragend aan, terwijl op de achtergrond het vuurwerk weer toesloeg. “Voor een scooter? Heeft u een invalidenparkeerkaart?” Ik knikte: “maar die ligt in mijn auto.” Het stel keek nu behoorlijk onzeker. Vervolgens stamelde hij: “Laat u uw scooter dan maar staan, u zit er toch naast. Wanneer er een noodsituatie ontstaat kunt u hem alsnog weghalen, toch?” Ik zette mijn rijwiel weer op de standaard en liet me, weer licht kreunend, op de bank zakken. Ome Arie kwam inmiddels weer aangestrompeld en keek me stomverbaasd aan. “Heeft u ook een invalidenparkeerkaart?” vroeg het wicht hem nog, maar ze werd door de knul meegesleurd. Het geknal was inmiddels verstomd. Ome Arie en ik moesten er hardop om lachen.