Laatste patiënt

De kerst is dit jaar heel rustig voorbijgegaan. Het ‘Stille nacht, heilige nacht’ had een hele speciale betekenis gekregen. Een stal met een zielig zooitje dieren, maar zonder koningen, zonder wierook, zonder goud en zonder mirre. Ooit las ik ergens: ‘Als er geen ster aan de hemel kan staan, wees dan zelf een lichtje in je huis’. Zo zat ik op het bankje aan de haven mijmerend de wijsneus uit te hangen toen ome Arie kwam aangefietst. “Meneer Ype…”, groette hij. “Ome Arie…”, groette ik terug. Ik had mijn pijp al een tijdje op gang. Ome Arie stopte de zijne, en even zwegen we, ieder met onze eigen gedachte. Ik was bezig met mijn definitieve afscheid van mijn werk. De laatste patiënt stond voor oudejaarsdag gepland. Gelukkig een prettig mens, dat maakte het gemakkelijker. Ome Arie wist ervan en voelde mijn stemming goed aan: “Ach, het is toch weer een afsluiting van iets, meneer Ype…” En hij zweeg verder. “Het is goed zo, ome Arie, het is prima zo!” mompelde ik en ik nam een trek troost uit mijn pijp. Ome Arie keek even opzij, nam zijn pijp uit zijn mond en keek daarna weer naar de uitgang van ons haventje, waarachter, mooi als altijd, het Spui in beweging was. Met een glimlach zei hij: “Het afscheid van een boer is vrij simpel: op een dag neemt een ander het gewoon over. Het zal die koeien een zorg zijn wie ze te vreten geeft, wie hun stront ruimt of wie ze melkt. Ze staan echt niet op een dag op een receptie in de rij om de boer met een ferme hoefdruk te bedanken voor zijn jarenlange goede zorgen!” Ik schoot in de lach; als altijd wist ome Arie alles te relativeren. Een echte nuchtere Zen-boer. Hij had natuurlijk gelijk; alles gaat gewoon verder. We zaten op ons bankje bij de haven en zagen het water in het Spui voorbij stromen, zoals het vorig jaar voorbij stroomde en zoals het volgend jaar nog steeds voorbij zal stromen.