Kerstboodschap

De grijze lucht leek, ondanks het weerbericht, hoopvol voor een witte kerst. Het was alleen te warm voor een lekker dik pak wit speelplezier voor de kinderen en de kinderen in ons allemaal. Ik kan het nog steeds niet laten minimaal één sneeuwbal te gooien, wanneer het enigszins mogelijk is. Stiekem, als niemand kijkt… Ik zat zo voor me uit te mijmeren, toen ome Arie kwam aangefietst. Hij was nog steeds in een prima stemming, waarschijnlijk vanwege het vooruitzicht van een kerst zonder stoorzenders. “Goeiemorgen, meneer Ype!” groette hij als altijd en, ook als altijd, pakte hij zijn pijp. “Goeiemorgen, ome Arie!” groette ik terug. Ik werd altijd vrolijk van zijn vrolijkheid. De grijze grauwheid van de lucht kon dat niet veranderen. “Alweer bijna Kerst”, trapte ome Arie als eerste de open deur in. “Inderdaad, ome Arie, de donkere dagen vóór Kerstmis!” gemeenplaatste ik er gezellig overheen. Ome Arie knikte instemmend, zoals oude mannen op bankjes aan haventjes het met elkaar eens plegen te zijn. Zo rookten we even zwijgend onze pijpjes. “Toch is deze Kerst anders, meneer Ype.” Hij klonk nu toch even serieuzer dan normaal. Ik keek dan ook wat verbaasd opzij. “Het zijn echt donkere dagen; iedereen lijkt zo ontevreden, zo ongelukkig, door dat virus.” Hij trok aan zijn pijp. “En er valt weinig aan te veranderen, dus griepen helpt niet!” Ik schoot in de lach vanwege zijn woordkeuze. De oude baas wist mij altijd te verbazen door zijn wijsheid. “Kijk, van onze verwende jongeren kun je het verwachten, de meesten hebben nooit geleerd met echte tegenslagen om te gaan, maar ook veel ouderen doen ook net of iemand dat virus heeft uitgevonden om hen te pesten en te onderdrukken.” Hij trok aan zijn pijp. Ik zweeg eerbiedig. “Natuurlijk worden we in onze vrijheid beperkt, maar ditmaal niet door een zichtbare tiran. We kunnen zijn aanwezigheid slechts aanvaarden en alleen met elkaar verslaan.” Hij nam een stevige trek aan zijn pijp. “Maar om deze grote, machtige vijand te overwinnen moeten we, heel klein, bij onszelf beginnen.” Ik was even stil door deze voor mij onverwachte filosofische kant van de oude boer. “Da’s een mooie kerstboodschap, ome Arie!” zei ik zachtjes. “Oei, kerstboodschap”, schrok hij op,”dat zou ik bijna vergeten: ik moet nog slagroom halen!” En met zijn pijp nog in zijn mond sprong hij op zijn fiets. Ik was benieuwd hoe hij in de winkel zijn mondkapje over zijn pijp heen zou krijgen…