Wisselgeld

Verlaten straten, geen kerstlichtjes in de bomen bij het prachtige oude raadhuis van ons dorp: het was of de wereld in rouw gedompeld was. Het sombere weer veranderde daar ook weinig aan. Ome Arie rookte zijn pijpje, ik het mijne. Er viel weinig te zeggen. “Goeiemorgen, ome Arie!” klonk het achter ons. Een bekende stem. Het was neef Tinus, of neef Nitus, zoals ome Arie hem placht te noemen. Hij zag er niet blij uit. Dat was ook door zijn oom opgemerkt: “wat is er aan de hand, knul, je ziet er niet blij uit?” De aangesprokene zuchtte en mompelde, net verstaanbaar: “Ik heb een bekeuring gekregen…” Hij keek richting schoenen. “Ach, dat is mij zo vaak overkomen, dat is toch niet het einde van de wereld? Waar heb je die bon voor gekregen?” De snoodaard keek heel even naar zijn oom: “ik was op een feestje met een paar vrienden…” hij zuchtte: “een boete van €95,- krijg je daar tegenwoordig voor. Het is niet eerlijk; de jeugd mag helemaal niks meer, terwijl er bewijzen genoeg zijn, dat die Corona best meevalt!” Ome Arie knikte en pakte tot mijn stomme verbazing zijn portemonnee en haalde er twee briefjes van €50,- uit. “Ik zal je helpen knul!” Ik zat het tafereel met open mond te bekijken, maar bemoeide me er niet mee. Ome Arie gaf ons ‘slachtoffer’ de €100,-. De knul pakte het aan. “Ik krijg nog wel €5,- van je terug”, zei ome Arie vriendelijk, “want ik heb wel begrip voor je, maar ik geef je geen fooi voor je goede gedrag!” Neef Tinus deed het ontvangen geld in zijn zak en diepte er €5,- uit. Hij wilde dat aan ome Arie geven maar deze maakte een afwerend gebaar: “misschien is dat wisselgeld van de bar van dat feestje, en ik behoor tot een risicogroep!” De knul keek naar de muntjes in zijn hand, daarna naar ome Arie en toen naar mij. Ik knikte: “Je wilt toch niet de dood van je ome Arie op je geweten hebben, zeker?” Het kwartje moest even vallen. “Maar je weet toch niet of dat geld besmet is?” stamelde hij. “Nee, dat is waar!” zei ome Arie en hij hield zijn hand nu op, “dus als ik ziek word, zullen we nooit weten of het door die vijf euro is. En bovendien valt die Corona best mee!” De knul trok haastig zijn hand met het geld terug: “maar iedereen zal mij erop  aankijken!” Ome Arie en ik knikten simultaan. Tinus pakte zijn telefoon en vroeg: “zou u mij alstublieft een tikkie willen sturen, ome Arie? Dat is wel veilig!” Ome Arie knipoogde naar mij en pakte zijn mobieltje: “als je mij stap voor stap uitlegt hoe dat moet, knul, dan lijkt me dat een verstandige oplossing!”