Het was koud. Steenkoud. We zaten op ons bankje aan de haven met bevende handen onze pijpjes te stoppen. Normaal zou ik samen met ome Arie mijn toevlucht hebben gezocht in Barona om me te warmen aan hete chocolademelk en te genieten van een heerlijke appelpunt. Maar deze simpele genoegens des levens werden ons door het voortwoekerende corona-virus ontnomen. Barona was en bleef voorlopig dicht. Uiterst triest voor de uitbater, een Heer uit Beijerland, maar natuurlijk vooral voor ons. Je eigen leed voel je nou eenmaal zelf het meest. We trachtten onze handen te warmen aan onze pijpen als waren het kleine kampvuurtjes. “Het is eigenlijk veel te koud om hier te zitten,” bromde ome Arie. Ik knikte: “ik moest er even uit, ome Arie.” De oude boer glimlachte: “ik ook, meneer Ype, vooral toen Riek heel geïnteresseerd naar ‘koffietijd’ zat te kijken.” Hij trok aan zijn pijp. Ik trok aan mijn pijp. “Bodemdierendag…” zeiden we tegelijk, alsof we elkaars gedachten konden lezen. We schoten in de lach. “Toen de één of andere viagra-omzet-verhogende natuurliefhebster de kijker aanraadde om vooral de regenworm en het pissenbed ‘te omarmen’ trok ik het niet meer!” We schoten nu allebei onbedaarlijk in de lach… Zo zaten we blauwbekkend te doen of we genoten van onze pijp, tot de kou het won. Ome Arie stond op, klopte zijn pijp uit en deed zijn dikke handschoenen weer aan. “Ik ga maar eens een paar driewegstekkers halen voor de lampjes voor in de kerstboom.” Ik keek hem verbaasd aan: “Een paar driewegstekkers? Hoezo dat, ome Arie?” Hij zwaaide zijn been over zijn fiets en mopperde: “Ik vertik het om steeds wanneer ik van Riek weer een nieuw snoer moet kopen, het oude weg te gooien, wanneer daar nog niet alle lichtjes van kapot zijn!” Ik schoot in de lach: “Hoeveel snoeren ga je dan in die boom hangen, ome Arie?” Terwijl hij wegfietste antwoordde hij met een zucht: “Dat zullen er een stuk of vijf zijn, vrees ik…”