Rap

Er waren een paar onstuimige herfstdagen gepasseerd sinds mijn laatste ontmoeting met ome Arie. (Zie ‘Arie2’) Ik had een lijst met Hoeksche Waardse woorden en uitdrukkingen gevonden en trachtte daar iets ‘rapperigs’ mee te maken om de Aries op gang te helpen. Maar dat viel niet mee. Ik zat in het zachte herfstzonnetje op ons bankje aan het pittoreske haventje van ons dorp zachtjes voor me uit te rappen, toen ome Arie naast me plaats nam. Hij zag er moe uit. “ Ik heb nachten bijna niet geslapen,” bevestigde hij mijn vermoeden, “En Riek wordt gek van mijn gerap…” Ik begreep zijn gevoel. “Je bent niet de enige, ome Arie. Het valt niet mee.” Hij stopte zijn pijp. Ik had dat nog niet eens gedaan en volgde zijn voorbeeld. Een zorgelijke stilte volgde. We rookten grote wolken en dachten diep na. “Hebt u al wat?” Vroeg ome Arie. Ik haalde diep adem: “heb jij een ritme voor me?” Ome Arie begon nogal klungelig met zijn pijpe-stampertje op ons bankje te timmeren. Een nabij lopende mevrouw met een keeshondje aan een roze lijntje schrok. Toen ik hardop begon te rappen: “Op mijn trekker zat neffe mij een mooie meid, niet van hier maar van gunterweid…” sleurde ze in paniek het arme beest aan zijn riempje de straat over, alwaar het beest luidruchtig kokhalsde. Ome Arie keek me bewonderend aan. “Zo-o”, zei hij slechts, “Zo-o!” Gesterkt door deze bijval ging ik verder: “verliefd pakt ik heur hand, maar reed weid, want het regende hoekvurrekies en de errepele moste van ’t land…” Ome Arie had dikke pret en deed ook een duit in het zakje: “het Groenjassie heette Aol, maar zo heetten ze daor allemaol…” We begonnen er net lol in te krijgen, toen ‘kleine Aai’ kwam aangefietst. “Wat doen jullie?” vroeg hij verbaasd. Ome Arie keek mij aan en ik keek ome Arie aan: “Wat doen jullie? Wij zijn voor jou aan het rappen, weet je nog?” Het ventje keek verbaasd: “Rappen? Maar dat was vorige week!” Wij keken hem verbijsterd aan, toen hij er, alsof dat allang bekend was, aan toevoegde: “Sinds gisteren wil ik toch liever vlogger worden, da’s simpeler…” Hij wees op zijn mobieltje op een stokkie en keek daarna vragend zijn opa Arie aan: “maar daar heb ik eigenlijk een betere camera voor nodig, wil je daar iets in investeren, opa?” Ome Arie keek mij even aan, knipoogde en antwoordde: “Jij denkt, dat ik mijn harses op het besteebord hè laete leggen, zeker?”(Groenjasse: inwoners van Maasdam)