Arie V.

Het was eindelijk weer weer voor het bankje bij ons haventje. Na wat herfstbladeren te hebben weggeveegd en mijn pijpje te hebben opgestoken genoot ik van het najaarszonnetje. Het was fris, dus de dikke jas was niet overbodig. Na een klein kwartiertje kwam ome Arie aangefietst. Zijn pet stond op vrolijk. “Goeiemorgen, ome Arie!”, groette ik, “Je hebt je klompen weer terug, zie ik?” (Zie verhaal ‘bushokje’) Ome Arie knikte en pakte zijn pijp. “Inderdaad, meneer Ype, de klompendansers hebben alle bejaardenhuizen in de Hoeksche Waard bezocht.” Hij stopte tabak in de ruime kop van zijn rookgerei. Tevreden stak hij zijn pijpje aan. Zo zaten we te genieten van de herfst. In de haven waren leden van de watersportvereniging druk bezig een niet meer zo goed drijvende steiger uit het water te takelen voor reparatie. Een voor ons heel onderhoudend gedoe. Opeens stopte er een aan de krakende en piepende remmen te horen nogal bejaarde fiets achter ons haven-bankje. “Hoi, opa Arie!” Een jongmens met zijn petje achterstevoren op zijn kop stapte af. “Als dat mijn favoriete kleinzoon niet is!”, groette ome Arie, zoals hij iedere kleinzoon begroette. “Natuurlijk, opa, maar dat komt natuurlijk omdat ik naar jou vernoemd ben!” De knul geloofde het echt. “Hoe gaat het, Arie?” De naamgever klonk opgelucht. Ik wist, dat hij wel eens de namen van zijn 13 kleinkinderen door elkaar haalde. “Redelijk, opa. Door dat corona-gedoe is het leven wel erg saai!” Ome Arie knikte want hij begreep best, dat het voor jongeren geen gemakkelijke tijd was. Hij keek de knul aan: “Wel een goed idee om je pet zo te dragen, dan kan je nek nooit verbranden door de zon!” En hij draaide zijn eigen pet ook om. Jonge Arie schoot in de lach: “Maar jouw pet heeft een veel te korte klep, opa!” Quasi-teleurgesteld draaide de oude Arie zijn pet weer in de ‘boerenstand’. Ik kon wel lachen om het gedol van de twee Aries. ‘Kleine’ Arie had zijn fiets tegen een hekje geparkeerd en kwam bij ons zitten. De bank was groot genoeg om voldoende afstand te bewaren. “Ik wil rapper worden, opa!” Opa keek opzij: “Daar zal je moeder blij om zijn jongen, want ze maakte zich best wat zorgen over je tempo…” Hij meende het! Het joch zuchtte: “Zo bedoel ik het niet, opa!” Ik lachte nu nog harder. “Rèpper, opa, je spreekt het uit als rèpper, da’s Engels!” probeerde hij zich te verduidelijken, maar ome Arie wilde het niet begrijpen. De knul keek mij ietwat wanhopig aan, zoekend naar steun. Ik kreeg medelijden en probeerde te helpen: “Net als Ali B. Ome Arie!” Deze knipoogde naar mij, stiekem achter de rug van zijn kleinzoon om. Die had inmiddels een rood hoofd gekregen. Ome Arie kreeg medelijden. “Die ken ik wel. Dat is toch die Marokkaan, die steeds met zijn stoel zit te draaien?” Nu begreep kleine Arie, dat opa hem zat te dollen en schoot in de lach. Even was het stil. Ome Arie stampte de tabak in zijn pijp een beetje aan en stak hem opnieuw aan. Mijn pijp had dit onderhoud nog niet nodig. Kleine Arie schraapte weer wat moed bij elkaar: “jij bent toch dichter, opa?” Ome Arie keek verbaasd, maar beaamde het. “Kun je me helpen met mijn teksten?” Ome Arie keek nu nog verbaasder. “Dus je wil rapper worden, maar je kunt niet rappen?” Onze rapper knikte. Ik durfde niet te lachen, maar ome Arie dus wel. Kleine Arie keek beteuterd. Opa kreeg medelijden: “Heb je al een artiestennaam, Arie?” Nu klaarde onze artiest een beetje op: “wat dacht je van Arie V., opa?” Ouwe Arie dacht na. “Waar staat die V. dan voor?” “Geen idee opa, maar het klinkt toch goed?” “Dan zou ik er Arie 2 van maken!,” bemoeide ik me er ook mee. De Aries keken ietwat verstoord mijn kant op. “Omdat jullie samenwerken!” verduidelijkte ik mijn vondst. De rappers keken elkaar aan en er volgde, geheel tegen de regels van deze tijd, een innige high five.