Ome Arie was met die hete dagen steeds aan het Spui te vinden. Onder zijn parasol zat hij tevreden zijn pijp te roken en te genieten van het gedoe op het water. Ik trof hem die dag rond koffietijd. Ik had een thermosfles koffie meegenomen en werd met open armen ontvangen. “Goeiemorgen, meneer Ype! De koffie komt als geroepen, ik zit hier uit te drogen!” Zijn pet stond vrolijk. Ik ging zitten en stopte mijn pijp. Zo dronken we ons bakkie, rookten ons pijpje, en lieten de wereld even stilzwijgend aan ons voorbij gaan. Een echtpaar trachtte hun motorbootje bij de buitensteiger af te meren, hetgeen door de sterke stroming niet echt soepeltjes ging. Moeders hing op een bepaald moment als een vaatdoek buitenboord met haar onderste helft in het water. Toen haar schipper zich hardop afvroeg wat ze daar hing te doen was haar snedige antwoord: “Ik hang hier op de tram te wachten!” “Die komt vandaag niet, want er staat water op de rails”, was ’s mans antwoord. Ome Arie stond net lachend op om de ongelukkige zeelieden te gaan helpen, toen een paar zwemmers hen al te hulp schoten. De zeemeermin kon droge kleren aantrekken en de schipper kon op zoek naar een bloemist om de bonje weer bij te leggen.
Ome Arie stak zijn gedoofde pijp weer aan. De rust was weergekeerd. Maar niet voor lang: “Daar zul je neef Nitus hebben”, bromde mijn bankgenoot; “Hij heet eigenlijk Tinus. Zijn dwarsheid heeft hem zijn bijnaam opgeleverd.” Er kwam een lang mager jongmens op een oude damesfiets naar ons bankje gefietst. Het ging zo langzaam, dat het me verbaasde, dat’ie niet omviel. Uiteindelijk haalde hij het en met een wat norsig “Goeiemorgen” viel hij tussen ons in op het bankje. En zuchtte diep. “Ik ben ontslagen.” Ome Arie leek niet echt verbaasd. “Ach, Tinus, dat is je toch wel vaker gebeurd, daar hoef je toch niet zo voor te zuchten?” Ondanks deze bemoedigend bedoelde woorden zuchtte de draadnagel nogmaals. “Maar ik deed zo mijn best en had een geweldig idee! Word ik er om ontslagen…” Hij keek ome Arie aan: “Je zult zien, dat die chef met mijn idee aan de haal gaat!” Ome Arie keek mij even aan en knipoogde stiekem. Neef Nitus ging verder: “Het was mijn taak de melkproducten bij te vullen in de supermarkt.” Ome Arie veinsde een enorme belangstelling: “Spiegelen, toch? De nieuwste producten achteraan zetten, zodat de klanten eerst de oudere producten pakken?” Het jongmens knikte: “Maar alle klanten weten dat inmiddels, dus die halen het hele schap overhoop om het achterste pak melk te pakken!” Daar zat een logica in. “Dus ik stelde voor om juist te ontspiegelen!” Hij was nog steeds trots op deze geweldige vondst: “Dat spaart de medewerker van de winkel veel tijd en de klant ook!” Nu zuchtte ome Arie diep: “En daar was de manager het niet mee eens?” Tinus boog zijn hoofd: “Nee, de sukkel…” en keek ome Arie weer aan: “En weet je wat een energie dat scheelt? Die deuren voor de koeling hoeven dan veel minder lang open!” Ome Arie glimlachte en dacht mee: “Het is een geweldig idee, jongen. Ik denk dat de manager het inderdaad over heeft genomen. En door jouw briljante idee kon hij direct bezuinigen op personeel, alleen jammer dat jij daar de dupe van bent geworden!” Neef Nitus keek nu erg besodemietert: “Dus ik ben slachtoffer van mijn eigen idee?” Ome Arie legde een troostende arm om zijn schouder: “Ik denk het wel, knul!” En hij knipoogde naar mij: “Ik denk het wel!”