Hooiberg

Het was bloedverziekend heet. Hittegolf. Zwetend scooterde ik langs de haven. Het vertrouwde bankje was leeg. Begrijpelijk, want het was gewoon te warm en in het haven was nergens een zuchtje wind tussen de prachtige geveltjes. Ik besloot even een stukje langs het Spui te rijden richting ‘Klein Profijt’, een bezoekerscentrum bemand met vrijwilligers, waar ik een beste bak koffie hoopte te scoren. Toen mijn scootertje net het steile opritje naar de top van de dijk puffend en steunend had volbracht zag ik ome Arie zitten; op een bankje bij het Spui. Hier was wel wat wind. Hij had een parasolletje meegekregen op zijn fiets en zat met een juffrouw tegen zijn borst geklemd. Ik besloot door te rijden naar de koffie. Bij ‘Klein profijt dronk ik rustig mijn bakkie en genoot van het uitzicht over het water. Zo zat ik een uurtje alvorens ik mijn gemotoriseerde vriend weer opzocht. 

Ome Arie zat er nog. Nu alleen. Ik besloot tot een praatje, stalde mijn scooter achter mijn pijprokende vriend, ging zitten en besloot zelf ook een pijpje te roken. (Dat had ik bij ‘Klein Profijt’ niet gedurfd, want daar zijn ze nogal van het milieu en zo…) We groetten elkaar en waren tevreden. “U hebt dezelfde tabak als ik, meneer Ype, maar toch ruikt’ie heel anders!” Z’n petje stond op standje lollig. Ik werkte mee en keek verbaasd. “Ik heb net als u het merk Roken is dodelijk!” lachte ome Arie. Ik hlachte gezellig mee. Het was even stil. “Water ruikt altijd zo fris,” mijmerde ik genietend de geur van het Spui opsnuivend. Ome Arie snoof mee. “Net gemaaid gras vind ik ook heerlijk. Dat doet me aan vroeger denken.” Hij rommelde wat aan zijn provisorisch aan het bankje vastgemaakte parasol, zodat ik ook wat schaduw had. Een groep jongeren sprongen van het remmingswerk juist buiten het haventje het Spui in. Niet geheel zonder risico, want het stroomde er behoorlijk stevig. “Heerlijk, zo jong te zijn!” wees ome Arie met zijn pijp, “Ik heb hier vroeger ook vaak gezwommen. Zelfs naar de overkant. Daar moest je dan een eind stroomopwaarts lopen voordat je weer terugzwom. Recht oversteken lukt geen mens!” Inderdaad zag ik aan de overkant een paar jongens lopen. En een meisje. “Dat is mijn nichtje!” zag ome Arie mijn waarderende blik. “Die zat net nog in zak en as, maar zo te zien heb ik haar weer wat opgevrolijkt!”  “Dus dat was die dame, die tegen je aan zat te huilen, toen ik een uurtje geleden langs kwam,” zei ik, en ik trok aan mijn pijp, wachtend op een verder verhaal. “Haar moeder had haar betrapt met een vriendje en had nogal lelijk gedaan. Het vriendje was het huis uitgeschopt en had niks meer van zich laten horen!” Ik begreep het; “’t jong geluk verstoord.” Ome Arie knikte. “Ik vertelde haar, dat ik ook eens betrapt ben!” Hij verzette zijn petje naar stand ‘ondeugend’, “In de hooiberg!” Hij grijnsde, “Het was zo’n hete zwoele zomeravond als gisteren. In huis niet te harden, zo heet. Een perfecte avond voor de hooiberg!” Ik kon me er iets bij voorstellen. “Dus ik pak het laddertje, dat aan de voorkant tegen onze hooiberg stond en zette het aan de achterkant, zodat mijn ouders ons niet zouden kunnen zien vanuit hun slaapkamerraam.” Hij blies een dodelijk wolkje uit, “het was volle maan en geen wolkje in de lucht. Dus Riek en ik samen de hooiberg in om wat plezier aan elkaar te beleven. We waren een jaar of 18, denk ik!” De zwemmers waren inmiddels weer bijna terug. Er klonk gelach en geluk vanuit het water en vanaf de kant. De achterblijvers werden uitgelachen, vooral door het betrapte nichtje. Ome Arie bekeek het gedoe even, maar vervolgde toen zijn verhaal: “We genoten volop, toen ik opeens een zachte stem hoorde: mijn vader!” Hij kon er nu om lachen, “ik schrok me een hoedje en maatje pink.” Ik kon er ook wel om lachen: “had hij het laddertje gemist, toen hij uit het raam keek?” was mijn logische vraag, “Nee, joh, hij kwam niet via het laddertje!” Ik keek nu verbaasd. “Hij kwam door het hooi gekropen om te vragen of ik het laddertje weer terug wilde zetten voor mijn moeder!” Die had ik niet aan zien komen en ik schoot in de lach. “Dus ik dat laddertje teruggezet en me maar even teruggetrokken, zodat mijn ouders rustig af konden dalen. We waren niet echt gekleed op een familie-overleg, zal ik maar zeggen…” Hij stak zijn pijp weer aan, die was door alle opwinding uitgegaan. “En daarna heb je er niks meer over gehoord?” Hij schudde zijn hoofd. “Erg weinig, alleen zei mijn vader, dat rubber heel slecht voor koeien is.” Ik keek vragend opzij: “Door de schrik was maatje pink iets verloren! Geen idee, hoe mijn vader dat wist, maar ik heb de volgende ochtend wel een paar uur gezocht naar een condoom in de hooiberg!” 

Ons zwemstertje stond inmiddels in innige omhelzing met haar zojuist gearriveerde vriendje.