Bloeddruk

Ome Arie kwam op zijn dooie akkertje en zijn fiets de hoek om. Zijn pet stond ietwat humeurig op zijn grijze krullen. Na de gebruikelijke rituelen; fiets neerzetten, rookbenodigdheden uit de fietstas pakken en met een zakdoek zijn plek op de bank schoonwrijven, ging hij zitten en stopte zijn pijp, maar niet voor een wat brommerig: “Goeiemorgen.” Ik had zojuist mijn pijp aangestoken en zat te genieten van het uitzicht op de haven en de geur van de verse tabak. Toen ook ome Arie’s pijp een heerlijke lucht verspreidde keek ik opzij. “Nog last met zitten, ome Arie?”, refereerde ik aan hetgeen trouwe lezers in het vorige verhaal konden lezen. (Anders in swartboek.nl)  Ome Arie pafte nog even door en bromde toen: “Ik ben bij de dokter geweest.” “En kon hij je helpen?” was mijn belangstellende reactie. “Noem dat maar helpen. En het is trouwens een ‘zij’. Of eigenlijk twee ‘zijen’. Het zijn twee vrouwelijke huisartsen die in deeltijd werken.” Hij keek me nu aan en vroeg: “U weet nogal veel, toch, meneer Ype?” Ik vond van niet, maar daar reageerde hij niet op: “Wist u, dat mijn bloeddruk ‘s zomers aanmerkelijk hoger is dan ‘s winters?” Dat wist ik niet. “En gisterenmiddag was’ie behoorlijk hoog, dat heeft met het prachtige weer te maken…” Ik begreep er helemaal niets meer van, dus wachtte geduldig nadere uitleg af. “Met dat warme weer dragen de dames nogal laag uitgesneden truitjes. Gisteren met bloeddruk meten boog de blonde deeltijddame voorover en toen ik in de diepte keek,  werd ik een beetje duizelig door de hoogtevrees.” Er kwam nu toch klein grijnsje. “En bij die donkere is het dal ook niet veel minder diep.” Ik kon er wel om lachen, zeker toen hij er zachtjes aan toevoegde:  “Ik noem ze altijd ‘de Alpenzusjes!’” Hij trok aan zijn pijp en we keken hoe een paar jochies speelden met een rubberbootje in de haven. “Afijn, ik kreeg mijn gebruikelijke preek over de risico’s van roken en dat ik af moest vallen en meer moest bewegen. Maar toen kwam het ergste.” Hij wachtte even om het dramatische effect te versterken. “Riek was meegegaan en dat vond ik al een beetje gek, maar die moest die brilslang zo nodig vertellen, dat ik zo lang over een plas deed.” “Maar dat doet ze, omdat ze zich zorgen over je maakt, ome Arie.” pafte ik een strenge rookwolk. “Dat is helemaal niet nodig!” weer-pafte ome Arie: “Ik zit graag lang op de plé omdat ik daar tenminste ongestoord mijn krantje kan lezen, zonder dat Riek de hele tijd tegen me aan zit te kletsen!” Ik lachte nu hardop, maar zei gelijk bezorgd er achteraan: “Heb je dat ook tegen die dokter gezegd?” “Ja,” was het korte antwoord, “Waar Riek bij zat?!” reageerde ik bewonderend; “ Dat is lef hebben!” Ome Arie knikte: “Maar dat hielp weinig, want dat alpenzusje wilde me toch graag onderzoeken.” Hij keek benauwd. Ik begreep het: “Ik weet het, ome Arie, met zo’n plastic handschoen en dan je achterste in op zoek naar je prostaat.” Hij knikte. “Gelukkig viel het wel mee, en ze heeft me gelijk zalf voor mijn brandblaren gegeven.” Hij ging even verzitten ter ondersteuning van zijn zitvlak-lijden. Ik kon er wel om lachen: “En heb je een verwijzing gekregen voor een uroloog?” “Nee,” en met een glimlach opzij: “Wel probeerde ze ons naar een relatietherapeut te krijgen, want Riek zat na mijn plé-bekentenis te koken op haar stoel. Maar ik vond, dat ik voor die grap al genoeg gestraft was door die berggeit!”