Verjaardag

Er hingen wat grijze wolken, maar het zonnetje prikte er lekker doorheen. Ik zat alleen op het bankje bij de haven te genieten van de bedrijvigheid op een aantal bootjes. Achter in de haven, vlakbij het sluisje, werd een jachtje uit het water getakeld. Van ome Arie geen spoor. Desondanks haalde ik mijn tabak tevoorschijn en stopte mijn pijp. Het bootje stond al op de kant te druipen toen ik genietend mijn pijp aanstak. “Eh, ahem”, kuchte iemand achter me. Een struise grijze dame stond achter me. Ze wees op de lege plek naast me: “Die andere meneer is er nog niet?” Ze was iets verlegen. “Ome Arie?,” ik schudde mijn hoofd, waarbij mijn pijp nogal koddig heen en weer slingerde. “Nee, die heb ik vandaag nog niet gezien.” Toen kreeg ik een vermoeden: “Bent u zijn vrouw?” En ik maakte een uitnodigend gebaar om haar op het bankje te laten plaatsnemen. Ze knikte en ging zitten. “Hij heeft de autosleutels nog in zijn zak en ik wil zo naar de verjaardag van mijn zus.” Ik knikte begrijpend. “Hij zal zo wel komen.” bemoedigde ik, en genoot van mijn pijp. Het was even stil. “Gaat hij niet mee naar verjaardagen?” won mijn nieuwsgierigheid. “Normaal wel, maar deze verjaardag laat ik hem liever thuis!” Net op dat moment kwam het onderwerp van onze conversatie aangefietst. De sleutels werden overhandigd met wat familiezakelijke mededelingen en Riek vertrok. Ome Arie nam haar plek in en stopte zijn pijp. “Ik heb even nieuwe tabak gekocht”, zei hij teneinde zijn verlate komst te verklaren. “Heeft Riek lang moeten wachten?” Ik schudde ontkennend mijn hoofd. “Lang genoeg om te vertellen, dat je niet mee mag naar de verjaardag van je schoonzus…” Hij grijnsde. “De verjaardag van Agaath. Die mis ik graag!” Gezien onze ontmoeting met de dame in kwestie (lees op swartboek.nl het verhaal ‘roken’) enige dagen geleden kon ik me daar iets bij voorstellen. Ome Arie stak zijn pijp op, pafte een paar wolkjes en vervolgde: “Het zal u wellicht zijn opgevallen, meneer Ype, dat ik haar niet erg mag…” Dat was me inderdaad wel duidelijk. “Ze heeft erg veel mening en zelf erg lange tenen. Een nare combinatie.”.” Inderdaad, dat was ik met hem eens. Ook ik word wel eens geconfronteerd met zo’n brilslang, die tijdens een verjaardag of zoiets een uitgebreide verhandeling begint over de psychische zwakte van mensen, die te dik zijn, of van mensen die roken. Al naar gelang degene, die ze wil kwetsen. En haar slachtoffers zijn vrijwel altijd te beleefd om een dergelijke irritante op hààr onbeschofte gedrag te wijzen. Ik ga meestal gewoon weg. Ome Arie wekte me uit mijn overpeinzingen: “Vorig jaar was ik het gewoon helemaal zat! Het begon al bij onze binnenkomst: ‘Zo, Truus (de echte naam van Riek), ben je nou wéér aangekomen!’” Om dan vervolgens mij van top tot teen in ogenschouw te nemen en veelbetekenend te zuchten.” Ik zag het voor me. “En dat sarren ging maar door. ‘Jij zeker geen taart, Arie?’ was de druppel. Ik stond op en ging de tuin in, waar de jongere gasten allemaal zaten. Veel gezelliger.” Er kwam een klein glimlachje; “Ik wist, dat dat lieve, ideale zoontje van haar wel eens zat te blowen. En zo te ruiken was dat nu weer het geval.” Hij praatte nu zachtjes, samenzweerderig, alsof niemand het mocht horen. “Dus ik vroeg aan die gast, of ik ook een beetje van dat spul voor in mijn pijp mocht…” Ome Arie keek om zich heen of niemand meeluisterde. “Die gast lachte en die gaf me inderdaad wat weed…” Ik lachte nu ook. Echt weer een actie voor ome Arie. “Dus dat spul in mijn pijp. Ik rook die pijp nooit over mijn longen, dus dacht, dat er niet veel kon gebeuren.” Ik lachte nu hardop; “dat denkt iedereen ome Arie: dat er niks gebeurt!” Ome Arie knikte: “Ik dus ook. Ik voelde er helemaal niks van. Ik vond het dan ook volkomen normaal, dat ik met mijn pet achterstevoren op mijn kop de Marseillaise zat te klepperen met twee eetlepels op mijn been, omdat het die dag Quatorze Juillet was!” Hij lachte nu zelf ook hardop, “en het Wilhelmus begon te zingen als antwoord!” Hij had tranen in zijn ogen van het lachen. “Riek heeft me toen gauw de auto ingesleurd. Tot spijt van mijn neefje, want die vond zijn ome Arie helemaal geweldig!” Ik vond het ook geweldig en sloeg op mijn knieën van de pret. Toen we uitgelachen waren zei ome Arie, zogenaamd heel triest: “en daarom mag ik nu niet meer mee naar de verjaardag van schoonzus Agaath…” En na een korte stilte: “Hahahahaha!”