Vragen

Sinds ik ome Arie heb leren kennen word ik bestormd met vragen. Helaas weet ik weinig meer over hem te vertellen dan al verteld aan mijn trouwe lezers. Ome Arie is gewoon ome Arie. Een simpele boer met genoeg ‘gezond boerenverstand’, zoals mijn vader zou zeggen. Over onderwerpen, waar wij ons druk maken lijkt hij geen mening te hebben. Rassendiscriminatie?: “Er zijn witte koeien, zwarte koeien, zelfs rooie koeien, en van alles daartussenin. De één is een melkkoe, de ander een vleeskoe. De opbrengst hangt vaak van het ras af. Maar het zijn allemaal runderen en eten allemaal gras…” bromt hij dan tussen een paar rookwolkjes uit zijn pijp door. Ik laat zo’n onderwerp dan maar rusten. Over Corona?: “Riek en ik zijn al jaren heel gelukkig met elkaar op anderhalve meter.” Vaak komt er dan nog de vaststelling dat zulks volkomen normaal is. “D’er zit niet zoveel trek meer in de schoorsteen”, is dan weer zo’n aparte uitspraak. Ome Arie vindt een mening iets voor kapitaalkrachtigen. Over politiek: “Ik stem nooit uit mijn portemonnee. Dat heb ik van mijn moeder geleerd. Een uitkeringstrekker, die op een partij stemt, welke op zijn uitkering, in mijn geval AOW, wil bezuinigen is niet slim. Voor allerlei idealen heb ik gewoon niet genoeg geld.” En hij kan me dan enorm verbazen, wanneer hij er vervolgens aan toevoegt: “Nur die allerdümmsten Kälber wählen ihre Metzger selber*”. En wanneer hij dan mijn verbazing ziet, met een glimlach: “Bertold Brecht, toch, meneer Ype?” Ik moet hem dan het antwoord schuldig blijven. (En het later opzoeken.) Ome Arie paft simpelweg zijn pijpje op het bankje bij het kleine haventje, blijft mij respectvol, zij het met een licht spottende ondertoon, ‘menéér Ype’ noemen, en beschouwt het leven. Ongecompliceerd, met zijn gezonde boerenverstand.

(*: Vertaling: ‘alleen de allerstomste kalveren kiezen hun eigen slager’ en waarschijnlijk niet oorspronkelijk van Bertold Brecht)