Roken

Het was een redelijke dag, met zon en wat schapenwolkjes. Ik had net mijn pijp en mijn tabak gepakt, toen ome Arie opeens zijn brandende pijp in mijn hand drukte. “Hou even vast, daar komt mijn schoonzus Agaath!” Ik zat stomverbaasd naar de pijp te kijken toen een oude, in het zwart geklede vrouw op een scootmobiel stopte bij ons bankje. “Wat ruik ik?” kraste ze, “Een pijp? Jij rookt toch zeker niet weer? En dan ook nog stiekem achter mijn zus’ rug om?” Haar ogen vlamden en ze hief een knokig vingertje bestraffend omhoog. Ome Arie wees op mij als hoofdverdachte. “Ikke niet, maar die meneer rookt als een schoorsteen.” Ik kon niets uitbrengen en zat er wat lullig bij met twee pijpen in mijn handen. “Zo erg…”, loog ome Arie gezellig verder, “dat hij met de ene pijp de andere aansteekt!” Ik keek van de ene pijp naar de andere, me afvragend hoe ik zoiets voor elkaar zou moeten krijgen. De heks keek vernietigend mijn kant op. Ik stopte snel ome Arie’s pijp in mijn jaszak en stopte met het stoppen van de mijne. “Weet u wel hoe gevaarlijk roken voor uw gezondheid is?” Ik wist het. “En dan nog met twee pijpen tegelijk bezig zijn, een schande is het!” Ik keek erg schuldbewust, want discussiëren met een antirook-brilslang is zinloos, dat wist ik uit ervaring. “Mijn oudoom Hendrik is daar een voorbeeld van. Hij is niet ouder geworden dan 24!” Tegen beter weten in kon ik het niet laten: “24? en dan al longkanker?” Schoonzus Agaath keek me vernietigend aan: “Nee!” Ome Arie schudde ook slaafs zijn hoofd. Ik durfde niet verder te vragen, maar dat was ook niet nodig, want nijdig vervolgde ze: “Hij diende in Nederlands Indië. Toen hij in een pikdonkere nacht op wacht stond stak hij zijn pijp op en vrijwel direct werd zijn kop eraf geschoten!” “Van zijn pijp?” vroeg ik, een tikkie onnozel, “Nee, van zijn romp!” kraste de heks nijdig. Ome Arie zat zijn lachen in te houden. “Zo zie je maar, dat roken levensgevaarlijk is!” Ik hield wijselijk mijn mond, waarop de zwarte weduwe haar scootmobiel de sporen gaf en wegreed. Ome Arie lachte nu hardop. “Dat is dus mijn schoonzus!” wees hij haar na. En vervolgens, ietwat zorgelijk: “Weet jij, dat er rook uit je jaszak komt?”